Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
14 februari 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 1 december 2020. De verdachte, geboren in 1958, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof, waarbij hij was veroordeeld. De advocaat van de verdachte, A.F.Th.M. Heutink, stelde in de cassatieschriftuur dat de rechtbank de tapmachtigingen ten onrechte volledig had getoetst in plaats van marginaal. De Hoge Raad oordeelde dat het hof terecht had geoordeeld dat de rechtbank de rechtmatigheid van de tapmachtigingen marginaal had moeten toetsen. De Hoge Raad concludeerde dat de rechtbank niet onjuist had geoordeeld en dat het oordeel van het hof niet onbegrijpelijk was. Daarnaast werd er een onvolkomenheid bij de beëdiging van een of meerdere raadsheren van het hof aangekaart, maar dit behoeft volgens de Hoge Raad geen verdere bespreking, verwijzend naar een eerder arrest. De advocaat-generaal E.J. Hofstee had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 75 dagen naar 72 dagen. Het beroep werd voor het overige verworpen.