Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
10 februari 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 februari 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de gezagsbeëindiging van een kind. De moeder, die in cassatie is gegaan, heeft klachten ingediend over de beslissing van het gerechtshof Amsterdam, dat op 12 april 2022 een beschikking heeft gegeven. De moeder was van mening dat de gezagsbeëindiging zonder mogelijkheid van terugplaatsing opnieuw onderzocht diende te worden. De Hoge Raad heeft de processtukken van de lagere instanties in acht genomen, waaronder eerdere beschikkingen van de rechtbank Amsterdam en het gerechtshof. De advocaat-generaal E.M. Wesseling-van Gent heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, waarop de advocaat van de moeder schriftelijk heeft gereageerd. Na beoordeling van de klachten heeft de Hoge Raad geoordeeld dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft het beroep van de moeder verworpen, waarmee de eerdere beslissingen in stand zijn gebleven.