Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
22 december 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 december 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de moeder in een familierechtelijke kwestie. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat J. de Jong van Lier, had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Amsterdam. De vader, vertegenwoordigd door advocaat R.K. van der Brugge, verzocht het beroep te verwerpen. De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Noord-Holland en het gerechtshof Amsterdam, die betrekking hebben op de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van een minderjarige, alsook op het opstellen van een ouderschapsplan.
De Hoge Raad heeft de klachten van de moeder over de beschikking van het hof beoordeeld. De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers was dat het cassatieberoep moest worden verworpen. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en geoordeeld dat de klachten van de moeder niet konden leiden tot vernietiging van de beschikking van het hof. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig was om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de moeder verworpen, waarmee de beschikking van het hof in stand blijft. Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de betrokken partijen en benadrukt de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de rechtsontwikkeling binnen het familierecht.