ECLI:NL:GHAMS:2023:169
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de bestreden beschikking en bepaling hoofdverblijfplaats bij de man in een co-ouderschapsregeling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [minderjarige] en de zorgregeling tussen de ouders. De man, verzoeker in hoger beroep, verzocht om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij hem te bepalen en een co-ouderschapsregeling in te voeren. De vrouw, verweerster in hoger beroep, verzocht het hoger beroep van de man ongegrond te verklaren en de eerdere beschikking van de rechtbank te bekrachtigen. De rechtbank had eerder bepaald dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vrouw zou zijn, met een zorgregeling waarbij de man [minderjarige] om de veertien dagen zag.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de relatie tussen de ouders, de zorg voor [minderjarige] en de impact van de huidige regeling op haar ontwikkeling. Het hof oordeelde dat de vrouw de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] zonder toestemming van de man had verplaatst naar [plaats B], wat de betrokkenheid van de man bij het leven van [minderjarige] bemoeilijkte. Het hof concludeerde dat het in het belang van [minderjarige] was dat zij bij de man zou wonen, omdat hij beter in staat was om de vrouw te betrekken bij de opvoeding.
De zorgregeling werd aangepast naar een co-ouderschapsregeling, waarbij [minderjarige] om de week bij de man en de vrouw verblijft. Het hof heeft ook de verdeling van vakanties en feestdagen vastgesteld, zodat [minderjarige] gelijkelijk tijd doorbrengt met beide ouders. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank vernietigd.