ECLI:NL:HR:2023:1800

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
22/04057
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van hypotheekrechten en niet-ontvankelijkheid in hoger beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 december 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Solidiam N.V., Cleremo B.V. en een holding B.V. als eiseressen en de gezamenlijke erfgenamen van een erflater als verweerders. De zaak betreft de vernietiging van hypotheekrechten die Solidiam aan Cleremo en de holding had verleend. De rechtbank Amsterdam had eerder geoordeeld dat deze hypotheekrechten nietig waren op grond van artikel 3:45 BW, omdat de overeenkomsten die aan deze rechten ten grondslag lagen, door de erflater waren vernietigd wegens benadeling van schuldeisers. Het gerechtshof Amsterdam verklaarde Solidiam c.s. in hoger beroep niet-ontvankelijk, omdat zij de verklaring van nietigheid niet tijdig hadden ingeschreven in het rechtsmiddelenregister, zoals vereist door artikel 3:29 BW.

De Hoge Raad oordeelde echter dat het hof ten onrechte had geoordeeld dat de verklaring van de rechtbank dat de hypotheekrechten nietig waren, gelijkgesteld kon worden aan een verklaring van waardeloosheid in de zin van artikel 3:29 BW. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en wees de zaak terug voor verdere behandeling. Tevens werden de erven van de erflater veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Dit arrest benadrukt het belang van de juiste toepassing van de regels omtrent de inschrijving van rechtsmiddelen en de gevolgen daarvan voor de rechtspositie van partijen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer22/04057
Datum22 december 2023
ARREST
In de zaak van
1. SOLIDIAM N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. CLEREMO B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
3. [holding] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERESSEN tot cassatie,
hierna Solidiam, Cleremo en [holding] en gezamenlijk: Solidiam c.s.,
advocaat: M.E. Franke,
tegen
DE GEZAMENLIJKE ERFGENAMEN VAN [erflater],
gewoond hebbende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
hierna: de erven [erflater],
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak C/13/650775 / HA ZA 18-682 van de rechtbank Amsterdam van 26 juni 2019;
b. het arrest in de zaak 200.267.143/01 van het gerechtshof Amsterdam van 2 augustus 2022.
Solidiam c.s. hebben tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Tegen de erven [erflater] is verstek verleend.
De zaak is voor Solidiam c.s. toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing.
De advocaat van Solidiam c.s. heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
In cassatie kan van de volgende feiten worden uitgegaan:
(i) Op 20 juni 2017 heeft Solidiam rekening-courantovereenkomsten gesloten met respectievelijk [holding] en Cleremo, de aandeelhouders van Solidiam. Op grond daarvan stellen [holding] en Cleremo aan Solidiam een kredietfaciliteit ter beschikking en is Solidiam verplicht om op eerste verzoek van [holding] en/of Cleremo hypotheekrechten te vestigen op haar registergoederen.
(ii) Op 7 juli 2017 hebben Solidiam c.s. een overeenkomst getekend waarbij Solidiam zich verbindt om op verzoek van [holding] en Cleremo voor hen (aanvullende) zekerheden te stellen.
(iii) Solidiam is bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 21 maart 2018 veroordeeld tot betaling van € 2.761.010,72 aan [erflater] (hierna: [erflater]).
(iv) Op 22 maart 2018 heeft Solidiam hypothecaire zekerheid verstrekt aan [holding] en Cleremo.
(v) Bij brieven van 4 april 2018 heeft [erflater] de overeenkomsten van 20 juni 2017 en 7 juli 2017 wegens benadeling van schuldeisers vernietigd (art. 3:45 BW) en heeft hij Solidiam verzocht de hypotheekrechten van Cleremo en [holding] door te halen.
2.2
[erflater] heeft, samengevat, gevorderd dat de rechtbank voor recht verklaart dat de door Solidiam aan [holding] en Cleremo verleende hypotheekrechten nietig zijn en dat de rechtbank bepaalt dat haar uitspraak dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte tot doorhaling van deze hypotheekrechten. De rechtbank heeft de vorderingen van [erflater] als volgt toegewezen:
“5.1. verklaart voor recht dat de op 22 maart 2018 door Solidiam aan [holding] en aan Cleremo verleende rechten van tweede, respectievelijk derde hypotheek op de onroerende zaak (…) als gevolg van vernietiging op grond van artikel 3:45 BW nietig zijn;
5.2.
bepaalt dat op de voet van artikel 3:300 BW deze uitspraak dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte tot doorhaling van het door Solidiam als hypotheekgever verleende recht van tweede hypotheek aan [holding] als hypotheeknemer op de onroerende zaak (…);
5.3.
bepaalt dat op de voet van artikel 3:300 BW deze uitspraak dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte tot doorhaling van het door Solidiam als hypotheekgever verleende recht van derde hypotheek aan Cleremo als hypotheeknemer op de onroerende zaak (…).”
2.3
Het hof heeft Solidiam c.s. in hun hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Het heeft daartoe geoordeeld dat de verklaring in het dictum van het vonnis van de rechtbank dat de hypotheekrechten nietig zijn, een verklaring is als bedoeld in art. 3:29 BW, inhoudende dat de inschrijvingen van die rechten waardeloos zijn. (rov. 3.3)
Een rechtsmiddel tegen een dergelijke rechterlijke verklaring moet op straffe van niet-ontvankelijkheid binnen acht dagen na het instellen daarvan worden ingeschreven in het register bedoeld in art. 433 Rv (hierna: het rechtsmiddelenregister). (rov. 3.4)
Vast staat dat Solidiam c.s. het hoger beroep niet hebben doen inschrijven in het rechtsmiddelenregister. (rov. 3.5)

3.Beoordeling van het middel

3.1
Het middel klaagt dat het hof in rov. 3.3 de door de rechtbank toegewezen verklaring voor recht dat de hypotheekrechten van [holding] en Cleremo nietig zijn, ten onrechte heeft aangemerkt als een verklaring van waardeloosheid in de zin van art. 3:29 lid 1 BW en om die reden Solidiam c.s. ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
3.2
Is een inschrijving in de openbare registers van feiten die voor de rechtstoestand van registergoederen van belang zijn waardeloos, dan verklaart de rechtbank op vordering van de onmiddellijk belanghebbende die inschrijving waardeloos (art. 3:16 lid 1 BW in verbinding met art. 3:28 lid 1 BW en art. 3:29 lid 1 BW). Verzet, hoger beroep en cassatie tegen een uitspraak waarin een verklaring als bedoeld in art. 3:29 lid 1 BW is toegewezen, moeten ingevolge art. 3:29 lid 3 BW op straffe van niet-ontvankelijkheid binnen acht dagen na het instellen van het rechtsmiddel worden ingeschreven in het rechtsmiddelenregister. Art. 3:29 lid 3 BW strekt ertoe dat zoveel mogelijk buiten twijfel wordt gesteld dat op het tijdstip waarop de beroepstermijn verstreek, geen rechtsmiddel is ingesteld tegen de uitspraak waarbij de inschrijving waardeloos werd verklaard. De bepaling bewerkstelligt dat de griffier van het gerecht dat de uitspraak heeft gedaan, bij de afgifte van de in art. 25 Kadasterwet bedoelde verklaring dat hem niet van het instellen van een gewoon rechtsmiddel is gebleken, kan afgaan op het rechtsmiddelenregister. Art. 3:29 lid 3 BW en art. 25 Kadasterwet strekken ertoe de betrouwbaarheid van de openbare registers met het oog op de rechtszekerheid die is vereist ten aanzien van registergoederen zoveel mogelijk te waarborgen. [1] Gelet hierop en op de zware sanctie van niet-ontvankelijkheid in geval een rechtsmiddel niet tijdig is ingeschreven in het rechtsmiddelenregister, is alleen een verklaring waarbij de rechtbank een inschrijving met zoveel woorden waardeloos verklaart, een verklaring als bedoeld in art. 3:29 lid 1 BW.
3.3
In het onderhavige geval heeft de rechtbank voor recht verklaard dat de hypotheekrechten nietig zijn als gevolg van vernietiging op grond van art. 3:45 BW van de aan die rechten ten grondslag liggende overeenkomsten. Deze vernietiging werkt alleen ten behoeve van (de erven) [erflater] en niet verder dan nodig is ter opheffing van de door hen ondervonden benadeling (art. 3:45 lid 4 BW). De rechtbank heeft de inschrijving terecht niet waardeloos verklaard. De verklaring van de rechtbank is dus – anders dan het hof heeft geoordeeld – niet een verklaring als bedoeld in art. 3:29 lid 1 BW. Het oordeel van het hof dat Solidiam c.s. niet ontvankelijk zijn in hun hoger beroep omdat zij dit niet hebben doen inschrijven in het rechtsmiddelenregister, is dus onjuist. De klacht slaagt.
3.4
De overige klachten van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 2 augustus 2022;
- wijst het geding terug naar dat gerechtshof ter verdere behandeling en beslissing;
- veroordeelt de erven [erflater] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Solidiam c.s. begroot op € 962,31 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.H. Sieburgh, als voorzitter, A.E.B. ter Heide, S.J. Schaafsma, F.R. Salomons en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
22 december 2023.

Voetnoten

1.HR 17 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1599, rov. 3.2.