Uitspraak
1.De prejudiciële procedure
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beantwoording van de prejudiciële vragen
4.Beslissing
15 december 2023.
Hoge Raad
In deze prejudiciële procedure heeft de Hoge Raad op 15 december 2023 een beslissing genomen naar aanleiding van vragen van de rechtbank Overijssel over de toepassing van het schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:2 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bij de koop van een bouwkavel door een consument. De zaak betreft een geschil tussen een verkoper en een koper over de totstandkoming van een koopovereenkomst voor een perceel grond dat bestemd is voor de bouw van een woning. De verkoper had in augustus 2021 het perceel te koop aangeboden, waarna de koper een bod uitbracht dat door de verkoper werd aanvaard. De koper trok echter zijn bod in, waarna de verkoper schadevergoeding eiste op grond van een vermeende koopovereenkomst. De Hoge Raad heeft de prejudiciële vragen beantwoord door te stellen dat het schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:2 lid 1 BW niet van toepassing is op de koop van een perceel grond met de bestemming 'wonen', tenzij de verkoper zich verplicht tot het leveren van een woning. De Hoge Raad concludeert dat de kwalificatie van de overeenkomst als koopovereenkomst in de zin van artikel 7:2 BW afhankelijk is van de verplichtingen die partijen zijn aangegaan. De beslissing verduidelijkt de voorwaarden waaronder het schriftelijkheidsvereiste van toepassing is en biedt richtlijnen voor toekomstige geschillen over vergelijkbare koopovereenkomsten.