In deze prejudiciële procedure heeft de Hoge Raad op 1 december 2023 vragen beantwoord die zijn gerezen bij de buitengerechtelijke afwikkeling van vorderingen uit hoofde van medische beroepsaansprakelijkheid. De zaak betreft een geschil tussen het Stichting Albert Schweitzer Ziekenhuis en een patiënte die het ziekenhuis aansprakelijk heeft gesteld voor medisch handelen. De rechtbank Rotterdam heeft op 21 september 2022 prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld over de mogelijkheid voor een jurist om zonder toestemming van de patiënt inzage te krijgen in het medisch dossier en of het ziekenhuis verplicht is een standpunt in te nemen over de aansprakelijkheid als de patiënt geen toestemming geeft.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, zoals neergelegd in de Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, ook van toepassing is op medische gegevens. De Hoge Raad concludeert dat een jurist in de buitengerechtelijke fase geen inzage mag hebben in het medisch dossier zonder expliciete toestemming van de patiënt. Dit is in lijn met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG), die beide geheimhoudingsplichten opleggen aan zorgverleners.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geoordeeld dat als de patiënt weigert toestemming te geven voor inzage in het medisch dossier, de aansprakelijk gestelde hulpverlener niet verplicht is om een standpunt in te nemen over de aansprakelijkstelling. De Hoge Raad heeft de vragen van de rechtbank Rotterdam beantwoord en de kosten van de procedure begroot op € 1.800,-- voor beide partijen.