ECLI:NL:HR:2023:1680
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake watersysteemheffing en zuiveringsheffing
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 december 2023 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, vertegenwoordigd door S.J.J.G. Fernandes, tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 10 mei 2022. Het Gerechtshof had eerder een uitspraak gedaan in hoger beroep van belanghebbende tegen een beslissing van de Rechtbank Rotterdam, die betrekking had op de aan belanghebbende opgelegde aanslagen voor het jaar 2018, waaronder de watersysteemheffing ingezetenen, de zuiveringsheffing en de watersysteemheffing gebouwd.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof. Het was niet nodig om de redenen voor dit oordeel verder te motiveren, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bepaald in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad was dat het beroep in cassatie ongegrond werd verklaard. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, en waarnemend griffier F. Treuren.