ECLI:NL:HR:2023:1678

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
23/02461
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 december 2023 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van A.F.M.J. Verhoeven tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 1 juni 2023, met nummer BK-22/00736. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld, waarbij het griffierecht niet was voldaan. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 12 augustus 2023 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. Ondanks deze waarschuwing is het griffierecht niet betaald.

Op 11 oktober 2023 heeft de griffier belanghebbende opnieuw de gelegenheid gegeven om te verklaren waarom het griffierecht niet was betaald. De door belanghebbende ingediende brief op 7 november 2023 bevatte geen gegronde redenen om aan te nemen dat hij niet in verzuim was. De Hoge Raad oordeelde dat het heffen van griffierecht in dit geval niet in strijd is met het Unierecht, en verklaarde het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk.

De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 1 december 2023, waarbij de raadsheer E.N. Punt als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, en in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer23/02461
Datum1 december 2023
ARREST
op het door A.F.M.J. Verhoeven ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 1 juni 2023, nr. BK-22/00736.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

1.1
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 12 augustus 2023 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres. Het griffierecht is niet voldaan.
1.2
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 11 oktober 2023 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet is betaald. Hetgeen belanghebbende in de via het webportaal van de Hoge Raad ingediende brief van 7 november 2023 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest. Het in gevallen als de onderhavige op de voet van artikel 8:41, lid 1, Awb heffen van griffierecht als voorwaarde voor het in behandeling nemen van het beroep in cassatie is niet in strijd met het Unierecht [1] . Het beroep in cassatie moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer E.N. Punt als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2023.

Voetnoten

1.Zie HR 11 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1579, rechtsoverwegingen 3.1.3 en 3.1.4.