ECLI:NL:HR:2023:1569

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
23/01252
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over steunvordering in faillissementsrecht met betrekking tot verbeurde dwangsommen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 november 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Turner Waste Intermediate B.V. (TWI) en HTC Wallonie S.A. (HTC). TWI, vertegenwoordigd door advocaat K. Aantjes, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 23 maart 2023 het vonnis van de rechtbank Gelderland heeft bekrachtigd, waarin TWI failliet werd verklaard. HTC, vertegenwoordigd door advocaat T.E. Booms, had verzocht om faillietverklaring van TWI, stellende dat TWI in een toestand verkeert waarin zij heeft opgehouden te betalen en dat er meerdere onbetaalde schulden zijn.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de vraag behandeld of de vordering van de Vlaamse overheid, die voor de faillietverklaring verbeurde dwangsommen betreft, kan worden aangemerkt als steunvordering. Het hof had geoordeeld dat deze vordering als steunvordering kan worden gebruikt naast de eigen vordering van HTC. TWI betwistte dit en voerde aan dat dwangsommen niet ter verificatie in een faillissement kunnen worden ingediend, en dat de Hoge Raad in eerdere jurisprudentie (met name in het arrest ABN AMRO/Berzona) van zijn eerdere standpunt was teruggekomen.

De Hoge Raad verwierp deze klacht en oordeelde dat de rechtsopvatting van TWI onjuist was. De Hoge Raad bevestigde dat artikel 611e Rv niet in de weg staat aan het gebruik van een vordering van een derde als steunvordering. De overige klachten van TWI konden evenmin tot cassatie leiden. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand zijn gebleven.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/01252
Datum17 november 2023
ARREST
In de zaak van
TURNER WASTE INTERMEDIATE B.V,
gevestigd te Elburg,
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: TWI,
advocaat: K. Aantjes,
tegen
HTC WALLONIE S.A.,
gevestigd te Herstal, België,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: HTC,
advocaat: T.E. Booms.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak C/05/23/49 F van de rechtbank Gelderland van 14 februari 2023;
b. het arrest in de zaak 200.323.078 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 maart 2023.
TWI heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
HTC heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
In deze procedure heeft HTC verzocht TWI failliet te verklaren. Daaraan heeft HTC ten grondslag gelegd dat zij een vordering heeft op TWI, dat TWI meerdere schulden onbetaald laat en dat TWI verkeert in een toestand dat zij heeft opgehouden te betalen.
De rechtbank heeft TWI failliet verklaard.
2.2
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. [1] Het overwoog onder meer:
“3.4. Met het bericht van de curator is summierlijk gebleken dat de Vlaamse overheid een vordering op TWI heeft. Volgens HTC kan deze vordering als steunvordering worden aangemerkt, hetgeen TWI, onder verwijzing naar wet en jurisprudentie, betwist. Het hof oordeelt hierover als volgt.
3.5.
Er is summierlijk gebleken dat TWI voor de faillietverklaring dwangsommen aan de Vlaamse overheid heeft verbeurd. Artikel 611e lid 2 Rv bepaalt dat dwangsommen die vóór de faillietverklaring verbeurd zijn niet in het passief van het faillissement worden toegelaten. Deze bepaling brengt mee dat een faillissementsaanvraag niet alleen kan worden gebaseerd op een vordering ter zake van verbeurde dwangsommen. Daarvan is hier geen sprake, nu ook summierlijk is gebleken van de vordering van HTC. Artikel 611e lid 2 Rv staat er niet aan in de weg dat een dergelijke vordering van de aanvrager door hem naast andere vorderingen ten grondslag wordt gelegd aan de stelling dat de schuldenaar verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen, en verzet zich evenmin ertegen dat een dergelijke vordering van derden door de aanvrager wordt gebezigd als steunvordering.[voetnoot hof: HR 20 september 1996, NJ 1997, 640, onder 3.1] De vordering van de Vlaamse overheid kan dus gelden als steunvordering naast de eigen vordering van HTC. (…).”

3.Beoordeling van het middel

3.1
Het middel trekt ten strijde tegen het oordeel van het hof in rov. 3.5 dat de vordering van de Vlaamse overheid ter zake van voor de faillietverklaring verbeurde dwangsommen, kan gelden als steunvordering. Uit het arrest Verhees/Octrooibureau Zuid [2] volgt weliswaar dat art. 611e lid 2 Rv zich niet ertegen verzet dat een dergelijke vordering van derden wordt gebezigd als steunvordering, maar volgens het middel is de Hoge Raad daarvan teruggekomen in het arrest ABN AMRO/Berzona. [3] In laatstgenoemd arrest heeft de Hoge Raad overwogen dat voor een steunvordering voldoende is dat het gaat om een vordering die ter verificatie in het faillissement kan worden ingediend. Aangezien dwangsommen niet ter verificatie in een faillissement kunnen worden ingediend, kan een dwangsomvordering niet als steunvordering dienen, aldus de rechtsklacht van het middel.
3.2
De klacht berust op de onjuiste rechtsopvatting dat de Hoge Raad in zijn arrest in de zaak ABN AMRO/Berzona is teruggekomen van zijn arrest in de zaak Verhees/Octrooibureau Zuid. Art. 611e Rv verzet zich niet ertegen dat een vordering van een derde ter zake van voor de faillietverklaring verbeurde dwangsommen door de aanvrager wordt gebezigd als steunvordering. [4] De rechtsklacht faalt dus.
3.3
De overige klachten van het middel kunnen evenmin tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, H.M. Wattendorff en S.J. Schaafsma, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
17 november 2023.

Voetnoten

1.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 23 maart 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:2519.
2.HR 20 september 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2146 (Verhees/Octrooibureau Zuid), rov. 3.1.
3.HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1681 (ABN AMRO/Berzona), rov. 3.4.2.
4.HR 20 september 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2146 (Verhees/Octrooibureau Zuid), rov. 3.1.