ECLI:NL:HR:2023:1554
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen
In deze zaak heeft belanghebbende, aangeduid als [X], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 15 februari 2023. Deze uitspraak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen voor de jaren 2015 tot en met 2019. De zaak is eerder behandeld door de Rechtbank Den Haag, waar belanghebbende ook al in hoger beroep was gegaan. De Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend tegen het cassatieberoep van belanghebbende. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof. Dit oordeel is niet gemotiveerd, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is uitgesproken op 10 november 2023 door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.