ECLI:NL:HR:2023:1540
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake inkomstenbelasting en heffingsrente
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 november 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door belanghebbende, vertegenwoordigd door M.H.W.N. Lammers, tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2011 en 2012, evenals de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente en belastingrente. De uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam, die op 10 november 2021 werd gedaan, werd door belanghebbende bestreden, waarbij ook een klacht werd ingediend over een vermeende onvolkomenheid bij de beëdiging van de raadsheren die de uitspraak hadden gedaan.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad was van mening dat het niet nodig was om te motiveren waarom deze klachten niet gegrond waren, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Daarnaast werd ook de klacht die in de brief van 30 augustus 2022 was aangevoerd, beoordeeld en deze faalde op de gronden die eerder waren vermeld in een arrest van de Hoge Raad van 21 oktober 2022.
De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken en verklaarde het beroep in cassatie ongegrond. De uitspraak is gedaan door de raadsheren M.W.C. Feteris als voorzitter, E.F. Faase en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van waarnemend griffier E. Cichowski, en is openbaar uitgesproken op 10 november 2023.