Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
10 november 2023.
Hoge Raad
In de zaak tussen [eiseres] B.V. en de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, heeft de Hoge Raad op 10 november 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De zaak betreft een verzoek tot cassatie van [eiseres] tegen een beschikking van het gerechtshof Den Haag, waarin klachten over beperkingen aan een voorlopig getuigenverhoor werden behandeld. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Den Haag en het gerechtshof Den Haag, die relevant zijn voor het procesverloop. De advocaat van [eiseres], N.C. van Steijn, heeft gereageerd op de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent, die tot verwerping van het cassatieberoep strekte.
De Hoge Raad heeft de klachten van [eiseres] beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiseres] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 857,-- aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.