Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- het beroepschrift van 29 april 2022, met bijlagen A tot en met C, waarbij [appellant] Holding in hoger beroep is gekomen van de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Den Haag van 3 maart 2022;
- het verweerschrift van de Staat, met bijlagen 1 tot en met 17;
- de bijlagen (D tot en met G) die [appellant] Holding ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd.
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de rechtbank
Verzoek in hoger beroep, bezwaren tegen de beschikking van de rechtbank en verweer
grief 1komt [appellant] Holding op tegen het oordeel van de rechtbank dat zij niet duidelijk heeft gemaakt waartoe een voorlopig getuigenverhoor nu nog kan dienen, nu zij al tot de conclusie is gekomen dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld door niet (nader) in onderhandeling te treden c.q. te contracteren. [appellant] Holding voert aan dat zij haar standpunt dat sprake is van onrechtmatig handelen van de Staat op dit moment niet volledig heeft onderbouwd en dat ook niet kan doen omdat niet alle feiten op tafel liggen. Hoewel er al enig bewijs beschikbaar is, wil [appellant] Holding nader en meer concreet bewijs verzamelen door het horen van getuigen om te kunnen beoordelen of zij een kansrijke vordering op de Staat heeft, wat de omvang van die vordering is en wat haar proceskansen zijn. Met
grief 2voert [appellant] Holding aan dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat zij getuigen wil horen over de (rechts)vraag of er een aanbestedingsplicht rustte op de Staat. Die bedoeling heeft [appellant] Holding niet. De te horen getuigen zullen wel kunnen verklaren over relevante feiten en omstandigheden in het kader van de beantwoording van deze (rechts)vraag, alsook kunnen zij verklaren welke beginselen bij het beoordelen van aanbiedingen, het entameren van onderhandelingen en het tot stand komen van overeenkomsten in acht werden genomen. De
grieven 3 en 4komen op tegen de conclusie van de rechtbank dat het verzoek zal worden afgewezen en dat [appellant] Holding zal worden veroordeeld in de proceskosten alsmede tegen het dictum.
6.Beoordeling in hoger beroep
Toetsingsmaatstaven
haaraanbiedingen. Gesteld noch gebleken is dat dit met het (deel)verslag van Deloitte van 5 september 2022 en de reeds door de Staat in het kader van de Wob (Woo) openbaar gemaakte documenten voldoende duidelijk is. Het hof ziet daarom niet in waarom [appellant] Holding zou moeten wachten op de documenten die in het kader van de Wob (Woo) nog openbaar zullen worden gemaakt en op de rapporten van Deloitte en Ebben en waarom een voorlopig getuigenverhoor geen toegevoegde waarde zou hebben en inefficiënt zou zijn, zoals de Staat betoogt.
[functienaam 2]van medische artikelen bij het LCH, over het leveren van persoonlijke beschermingsmiddelen en beademingsapparatuur. Zij zullen daarom als getuige kunnen worden gehoord. Gelet op de directe betrokkenheid van de heer [persoon 9] is voldoende aannemelijk dat ook de heer [persoon 2] en de heer [persoon 3] vanwege hun rol binnen het LCH - [functienaam 3] respectievelijk [functienaam 4] - kunnen verklaren over de beoordeling en afhandeling van aanbiedingen van [appellant] Holding. Ook zij zullen daarom als getuige kunnen worden gehoord. De Staat heeft onvoldoende onderbouwd dat het horen van deze vier personen, die geen publieke rol bekleden, over de gang van zaken rondom één leverancier naar verwachting significante negatieve aandacht voor deze personen zal generen en dat zij in hun veiligheid zullen worden geraakt. Dat zij zich op doorgaans indirecte wijze hebben ingespannen om in het belang van de benodigde zorg en bescherming van de Nederlandse bevolking te voorzien in de vraag naar persoonlijke beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen, zoals de Staat stelt, maakt niet dat het disproportioneel is om hen als getuige te horen en dat het verzoek van [appellant] Holding om dat wel te doen misbruik van bevoegdheid oplevert.