ECLI:NL:HR:2023:1535

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
23/00715
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluit van vergadering van eigenaars inzake oproeping per e-mail

In deze zaak heeft Fresch Projectontwikkeling B.V. cassatie ingesteld tegen de Vereniging van Eigenaren Parkeerterrein Amstelland Business Center. Fresch verzocht om vernietiging van een besluit dat tijdens een vergadering van de VvE was genomen, waarbij besloten werd een hek te plaatsen langs de parkeerplaatsen. Fresch stelde dat zij niet op de juiste wijze was opgeroepen voor de vergadering, waardoor zij niet op de hoogte was van het besluit. De kantonrechter verklaarde Fresch niet-ontvankelijk in haar verzoek, omdat het verzoekschrift te laat was ingediend. Het hof bekrachtigde deze beslissing en oordeelde dat de oproeping per e-mail rechtsgeldig was, aangezien Fresch geen bezwaar had gemaakt tegen deze wijze van oproepen en bovendien op de hoogte was van de besluitvorming. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het hof en oordeelde dat de elektronische oproeping niet in strijd was met de wet, mits de statuten dit niet expliciet uitsluiten. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep en veroordeelde Fresch in de proceskosten.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/00715
Datum10 november 2023
BESCHIKKING
In de zaak van
FRESCH PROJECTONTWIKKELING B.V.,
gevestigd te Den Haag,
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: Fresch,
advocaat: J. Streefkerk,
tegen
VERENIGING VAN EIGENAARS PARKEERTERREIN AMSTELLAND BUSINESS CENTER,
gevestigd te Diemen, kantoorhoudende te Amstelveen,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: de VvE,
advocaat: R.P. Streng.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de beschikking in de zaak 8764746 EA VERZ 20-688 van de rechtbank Amsterdam van 11 december 2020;
b. de beschikking in de zaak 200.288.187/01 van het gerechtshof Amsterdam van 27 december 2022.
Fresch heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld.
De VvE heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van Fresch heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) De VvE omvat de rechthebbenden van 41 appartementsrechten, zijnde parkeerplaatsen. Fresch is rechthebbende van zes van deze appartementsrechten.
(ii) In art. 33 lid 8 van het toepasselijke modelreglement staat dat de oproeping voor de vergadering van de vereniging van eigenaars wordt verzonden naar de werkelijke of in overeenstemming met art. 1:15 BW gekozen woonplaats van de eigenaars en de agendapunten alsmede plaats en tijdstip van de vergadering moet bevatten.
(iii) Op 5 juni 2020 is per e-mail een oproep gestuurd voor een vergadering van de vereniging van eigenaars (hierna: de VvE-vergadering) op 25 juni 2020. Deze vergadering is vervolgens, per e-mail van 17 juni 2020, verplaatst naar 2 juli 2020.
(iv) Op de vergadering van 2 juli 2020 waren 21 van de 41 stemmen vertegenwoordigd en is besloten een hek te plaatsen langs de parkeerplaatsen en het bestuur te machtigen om voor ten hoogste € 10.000,-- inclusief btw een hek te bestellen (hierna: het besluit).
2.2
In deze procedure verzoekt Fresch het besluit te vernietigen. Zij heeft daaraan onder meer ten grondslag gelegd dat zij niet op de juiste wijze voor de vergadering is opgeroepen zodat zij niet wist van de vergadering en van het besluit.
2.3
De kantonrechter heeft Fresch niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek op de grond dat zij haar verzoekschrift te laat heeft ingediend.
2.4
Het hof [1] heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd. Over het betoog van Fresch dat zij niet op de juiste wijze voor de vergadering is opgeroepen, heeft het hof als volgt overwogen:
“3.7.2 Anders dan Fresch met haar grieven aanvoert, sluit het van toepassing verklaarde modelreglement niet uit dat rechtsgeldig oproepen voor een VvE vergadering naast de verzending per post ook per mail kan plaatsvinden. Verder heeft Fresch niet, althans niet gemotiveerd, betwist dat de communicatie tussen haar en de VvE altijd per e-mail verliep met het gebruikte e-mailadres
[e-mailadres 1]en zij heeft daar ook nooit bezwaar tegen gemaakt. Dat Fresch al rond 9 juli 2020 op de hoogte was gebracht van de besluitvorming in de VvE vergadering van 2 juli 2020 met betrekking tot het plaatsen van een hekwerk valt bovendien op te maken uit het bericht van [betrokkene 1] van de firma Energiemissie B.V. Die was zoals Fresch in haar beroepschrift aanvoert op de vergadering van 2 juli 2020 aanwezig en heeft haar over het hekwerk bericht. Pas op 19 oktober 2020 (…) heeft Fresch verzocht de correspondentie voortaan naar [een] ander e-mailadres, namelijk
[e-mailadres 2]te sturen. Nu Fresch rond 9 juli 2020 op de hoogte was van de besluitvorming in de VvE vergadering en ruim twee maanden later op 17 september 2020 een verzoekschrift tot vernietiging heeft ingediend, heeft de kantonrechter haar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Op grond van artikel 5:131 van het BW [HR: bedoeld zal zijn art. 5:130 lid 2 BW] had het verzoek tot vernietiging immers binnen een maand na de dag waarop Fresch van het besluit had kennis genomen of had kunnen kennis nemen moeten worden gedaan.”

3.Beoordeling van het middel

3.1.1
Onderdeel I van het middel is gericht tegen de overweging van het hof in rov. 3.7.2 van het bestreden arrest dat het modelreglement niet uitsluit dat oproeping voor een VvE-vergadering behalve per post ook per e-mail kan plaatsvinden. Het onderdeel klaagt onder meer dat het hof blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting indien het heeft geoordeeld dat elektronische oproeping op grond van art. 2:41 lid 5 BW alleen dan niet is toegestaan als de statuten dat expliciet verbieden. Uit art. 2:41 lid 5 BW vloeit voort dat elektronische oproeping slechts is toegestaan indien de statuten daartoe de mogelijkheid openen, aldus het onderdeel.
3.1.2
Art. 2:41 lid 5 BW luidt als volgt:
“Tenzij de statuten anders bepalen kan, indien een lid of afgevaardigde hiermee instemt, de bijeenroeping geschieden door een langs elektronische weg toegezonden leesbaar en reproduceerbaar bericht aan het adres dat door hem voor dit doel is bekend gemaakt.”
Art. 2:41 BW is, bij gebreke van een schakelbepaling, niet rechtstreeks van toepassing op de vereniging van eigenaars (art. 5:124 lid 3 BW). Niettemin moet, overeenkomstig de uitlatingen van de minister genoemd in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.15, worden aangenomen dat de vergadering van eigenaars langs elektronische weg kan worden bijeengeroepen met inachtneming van de voorwaarden en het voorbehoud genoemd in art. 2:41 lid 5 BW. Het onderdeel klaagt daarover terecht niet.
3.1.3
In de parlementaire geschiedenis van art. 2:41 lid 5 BW is niet nader toegelicht hoe de zinsnede “tenzij de statuten anders bepalen” moet worden uitgelegd. [2] Aangenomen moet worden dat de zinsnede “tenzij de statuten anders bepalen” in deze bepaling inhoudt dat elektronische oproeping slechts dan niet is toegelaten indien die wijze van oproepen in de statuten voldoende duidelijk wordt uitgesloten.
De hiervoor in 3.1.1 genoemde klacht faalt daarom.
3.2
De overige klachten van het middel kunnen evenmin tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt Fresch in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de VvE begroot op op € 857,-- aan verschotten en nihil voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, C.H. Sieburgh, S.J. Schaafsma, F.R. Salomons en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
10 november 2023.

Voetnoten

1.Gerechtshof Amsterdam 27 december 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:3667.
2.Vgl. Kamerstukken II 2004/05, 30019, nr. 3, p. 11.