Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Uitgangspunten in cassatie
Ook de rekening voor de motorrijtuigenbelasting die de Inspecteur op 17 september 2018 voor een van de twee oldtimers aan belanghebbende heeft gestuurd voor het tijdvak 19 september 2018 tot en met 18 december 2018 en berekend naar het normale tarief, heeft belanghebbende niet betaald.
Naar het oordeel van het Hof heeft de Inspecteur dan ook terecht rekeningen naar het normale tarief verstuurd en heeft hij vervolgens vanwege het niet-betalen daarvan, terecht de naheffingsaanslagen en de boetes opgelegd.
3.Beoordeling van de klachten
De hiervoor in 3.1 weergegeven stelling dat het bij het in de loop van een kalenderjaar beëindigen van een schorsing niet nodig is om te verzoeken om toepassing van de overgangsregeling miskent dat voor het kunnen toepassen van de overgangsregeling de hiervoor in 3.2.4 vermelde wettelijke bepalingen, waaronder dus ook de artikelen 19 en 21 van de Wet, niet van belang zijn. De houder van een motorrijtuig als bedoeld in artikel 84a, lid 3, van de Wet die voor dat motorrijtuig niet voorafgaand aan een kalenderjaar het overgangstarief heeft betaald maar vóór aanvang van dat kalenderjaar de tenaamstelling van dat motorrijtuig in het kentekenregister heeft doen schorsen, kan daarom aan de Wet geen steun ontlenen voor de opvatting dat de inspecteur bij beëindiging van de schorsing gedurende dat kalenderjaar, de houder eerst de gelegenheid moet bieden een aanvullende aangifte als bedoeld in artikel 84a, lid 4, van de Wet te doen en daarbij een rekening, berekend naar het overgangstarief, te sturen, dan wel bij niet-betalen van die rekening hem een naheffingsaanslag, berekend naar het overgangstarief, op te leggen. De klachten falen daarom in zoverre.