ECLI:NL:HR:2023:1493
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de ontvankelijkheid van bezwaar tegen WOZ-waarde en motiveringseisen
In deze zaak heeft het dagelijks bestuur van het Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Overijssel. De Rechtbank had op 8 juni 2022 geoordeeld dat het bezwaarschrift van de belanghebbende, gericht tegen de vastgestelde WOZ-waarde van haar onroerende zaak, voldeed aan de eisen van artikel 6:5, lid 1, aanhef en letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De heffingsambtenaar had het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
De Hoge Raad heeft de klachten van het dagelijks bestuur beoordeeld. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waarde, maar de heffingsambtenaar had dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De Rechtbank oordeelde dat het bezwaarschrift voldoende gronden bevatte, wat de Hoge Raad bevestigde. De Hoge Raad oordeelde dat de klacht over de motivering van het bezwaar niet steunt op het recht, en dat de Rechtbank geen onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en legde geen proceskostenveroordeling op. Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, en is openbaar uitgesproken op 27 oktober 2023. Van het dagelijks bestuur van het Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn wordt een griffierecht geheven van € 548.