ECLI:NL:HR:2023:1452
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Rechtbank Noord-Holland inzake belastingzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 oktober 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 2 september 2022. De belanghebbende, vertegenwoordigd door B.R.R. James en D. Morales, had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank, die eerder op 26 april 2022 had plaatsgevonden. De Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door een onbekende persoon aangeduid als [P], diende een verweerschrift in.
De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het tot dit oordeel was gekomen, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, waarmee de uitspraak van de Rechtbank in stand bleef.