ECLI:NL:RBNHO:2022:7858

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 september 2022
Publicatiedatum
1 september 2022
Zaaknummer
HAA 21/5334V
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake 30%-bewijsregel

Op 2 september 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een verzetzaak van een opposant tegen een eerdere uitspraak waarin zijn beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposant had op 15 september 2021 een tweede bezwaar ingediend bij de Belastingdienst, gericht tegen de buitenbehandelingstelling van zijn verzoek voor de toepassing van de 30%-bewijsregel. De rechtbank had eerder, op 26 april 2022, dit beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat de opposant niet tijdig zijn volledige adresgegevens had verstrekt en er twijfels bestonden over de bevoegdheid van zijn gemachtigde om zijn belangen te behartigen.

In de verzetzaak beoordeelt de rechtbank of de eerdere uitspraak terecht was. De rechtbank concludeert dat de opposant in zijn verzetschrift geen gronden heeft aangevoerd tegen de eerdere uitspraak. De rechtbank heeft de opposant verzocht om aan te geven waarom hij het niet eens was met de uitspraak, maar de opposant verwees naar een andere zaak van een derde partij, zonder in te gaan op de specifieke redenen voor zijn eigen niet-ontvankelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat de opposant niet heeft aangetoond dat het niet tijdig indienen van de benodigde gegevens niet aan hem kan worden toegerekend. Daarom blijft de eerdere uitspraak in stand en wordt het verzet ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter S.K.A. Efstratiades, in aanwezigheid van griffier N. Joacim, en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/5334 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 september 2022 op het verzet van

[opposant] , opposant

(gemachtigde: mr. B.R.R. James).

Procesverloop

Opposant heeft bij e-mailbericht van 15 september 2021 bij de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Heerlen een tweede bezwaar ingediend gericht tegen de buitenbehandelingstelling van het verzoek voor de toepassing van de 30%-bewijsregel.
De inspecteur heeft dit e-mailbericht op 23 september 2021 als beroepschrift op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ter verdere behandeling aan deze rechtbank doorgezonden.
Bij uitspraak van 26 april 2022 heeft de rechtbank dit beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant heeft daartegen verzet ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Awb biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank wegens het uitblijven van een tijdige reactie van opposant niet heeft kunnen vaststellen of [naam 1] gerechtigd was om de belangen van opposant in de onderhavige procedure te behartigen. Verder is overwogen dat opposant niet binnen de gestelde termijn zijn volledige adresgegevens aan de rechtbank kenbaar heeft gemaakt.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. Opposant voert in zijn verzetschrift geen gronden aan tegen de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft opposant vervolgens bij aangetekende brief van 16 juni 2022 verzocht om aan te geven waarom hij het niet eens is met de uitspraak van de rechtbank. Opposant heeft de rechtbank daarop gemeld dat deze procedure rechtens inhoudelijk gelijk is aan een zaak van de heer [naam 2] (HAA 21/5466). Opposant stuurt ter onderbouwing van deze stelling een kopie van een brief van 10 maart 2022 mee. Deze brief heeft als onderwerp: het beroep van [naam 2] /zaaknummer HAA 21/5466. Opposant stelt verder dat het verzet en het inhoudelijke beroep op dezelfde gronden berusten.
4. De rechtbank stelt allereerst vast dat de brief van 10 maart 2022, waarnaar opposant verwijst, inhoudelijke gronden bevat gericht tegen een uitspraak op bezwaar betreffende de procedure van iemand anders dan opposant zelf. Opposant heeft echter niets gesteld ten aanzien van het oordeel van de rechtbank dat de machtiging en de adresgegevens van opposant niet binnen de gestelde termijn (te weten uiterlijk op 31 december 2021) zijn ingediend.
5. Nu gesteld noch gebleken is dat het niet tijdig herstellen van het verzuim opposant niet kan worden aangerekend, is de rechtbank van oordeel dat het beroep terecht (kennelijk) niet-ontvankelijk is verklaard. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het verzet ongegrond dient te worden verklaard. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.K.A. Efstratiades, rechter, in aanwezigheid van
N. Joacim, griffier. Deze uitspraak is gedaan op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.