Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel in het principale beroep
3.Beslissing
3 februari 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 februari 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 21/04455. De eisers, bestaande uit meerdere natuurlijke personen en rechtspersonen, hebben cassatie ingesteld tegen een aantal arresten van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft bestuurdersaansprakelijkheid in het kader van een onbetaald gebleven huurvordering. De eisers stellen dat er sprake is van onrechtmatige benadeling van schuldeisers door selectieve betalingen en de verkoop van activa voor een symbolische prijs. De Hoge Raad heeft de klachten van de eisers over de arresten van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de arresten. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het incidentele beroep van de verweerster, dat afhankelijk was van de uitkomst van het principale beroep, behoeft geen verdere behandeling. De Hoge Raad heeft het principale beroep verworpen en de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die zijn begroot op € 7.015,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.