ECLI:NL:HR:2023:1433
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de mogelijkheid tot vertaling van stukken in een vreemde taal in bestuursrechtelijke procedures
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 oktober 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door belanghebbende tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een geschil over de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2014. Belanghebbende, vertegenwoordigd door R.T. Wiegerink, had eerder een herziene aangifte ingediend, maar de Inspecteur concludeerde na een boekenonderzoek dat contante stortingen op de zakelijke bankrekening van belanghebbende niet waren meegenomen bij de omzetbepaling. Dit leidde tot een correctie van de omzetbelasting en een aanpassing van de aanslag.
In hoger beroep bij het Gerechtshof Den Haag was in geschil of de gecorrigeerde contante stortingen tot de omzet van de eenmanszaak van belanghebbende behoren. Belanghebbende stelde dat deze stortingen huurinkomsten betroffen van onroerend goed in Irak. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur aannemelijk had gemaakt dat de stortingen tot de omzet behoorden en dat belanghebbende niet had aangetoond dat het om huurinkomsten ging. Belanghebbende had stukken in de Arabische taal overgelegd, maar het Hof weigerde deze als bewijs te aanvaarden omdat er geen vertaling was.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof had moeten overwegen of belanghebbende in de gelegenheid had moeten worden gesteld om een vertaling van de Arabische stukken in te dienen. Echter, de Hoge Raad concludeerde dat zelfs als deze stukken waren vertaald, dit niet zou leiden tot een ander oordeel, omdat de vaststellingen van het Hof over de herkomst van de stortingen op andere gronden waren gebaseerd. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en wees de proceskosten af.