ECLI:NL:HR:2023:1387
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over proceskostenvergoeding in belastingzaken en discriminatieverbod
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 oktober 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de proceskostenvergoeding in belastingzaken. De zaak betreft een beroep in cassatie van belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 23 februari 2022. De Hoge Raad oordeelt over de rechtmatigheid van de proceskostenvergoeding die door het Hof is vastgesteld, waarbij het Hof de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft vernietigd voor een aantal specifieke beroepen en de Inspecteur heeft veroordeeld tot het vergoeden van proceskosten aan belanghebbende.
De Rechtbank had eerder de beroepen van belanghebbende ongegrond verklaard, maar ook de Inspecteur en de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding wegens het overschrijden van de redelijke termijn. Het Hof heeft de proceskostenvergoeding voor de behandeling van het beroep bij de Rechtbank vastgesteld op € 1.623, maar heeft de beslissing van de Rechtbank om de Staat te veroordelen tot € 400,50 in stand gelaten. De Hoge Raad heeft de middelen van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat het Hof in strijd met het discriminatieverbod heeft gehandeld door een verschil in behandeling te maken bij de proceskostenvergoeding.
De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd, maar uitsluitend voor zover deze betreft de beslissingen over de hoogte van de proceskosten. De Staatssecretaris van Financiën is veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de kosten van belanghebbende voor het geding in cassatie, terwijl de Inspecteur ook in de kosten van belanghebbende voor de eerdere procedures is veroordeeld. Dit arrest benadrukt de noodzaak van een gelijke behandeling in proceskostenvergoedingen en de toepassing van het discriminatieverbod in belastingzaken.