Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
6 oktober 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 oktober 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een zorgmachtiging. Betrokkene, die geen vast woonadres heeft en verblijft in een daklozenopvang, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 20 maart 2023. De rechtbank had de verzochte zorgmachtiging verleend, maar betrokkene was niet op de zitting verschenen. De oproep was gericht aan haar BRP-adres, terwijl zij op dat moment op een ander adres verbleef. De advocaat van betrokkene heeft op de zitting aangegeven dat zij betrokkene niet had gesproken en dat de behandelaar niet wist waar betrokkene zich bevond.
De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank niet voldoende had onderzocht of betrokkene op de hoogte was van de mondelinge behandeling. Artikel 6:1 lid 1 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) vereist dat de rechter de betrokkene hoort, tenzij deze niet in staat of niet bereid is om te verschijnen. De Hoge Raad concludeerde dat de rechtbank had moeten vaststellen of betrokkene op andere wijze kon worden opgeroepen. Aangezien dit niet was gebeurd, vernietigde de Hoge Raad de beschikking van de rechtbank en wees het geding terug voor verdere behandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een behoorlijke rechtspleging en de noodzaak om ervoor te zorgen dat betrokkenen daadwerkelijk op de hoogte zijn van juridische procedures die hen aangaan.