Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen
4.Beslissing
3 oktober 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 13 januari 2022. De verdachte, geboren in 1992, had beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door advocaat N. van Schaik. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen met betrekking tot de beslissingen over de tenlastelegging en de strafoplegging in de zaak met parketnummer 10-263974-20. Het cassatiemiddel betrof het niet beslissen door het hof op een verzoek van de verdediging tot het houden van een schouw tijdens de terechtzitting in hoger beroep. De Hoge Raad oordeelde dat dit cassatiemiddel slaagde, met verwijzing naar een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2023:1341) waarin de redenen voor deze beslissing zijn uiteengezet. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar uitsluitend voor de beslissingen over de tenlastelegging en de strafoplegging, en heeft de zaak teruggeworpen naar het gerechtshof Den Haag voor herbehandeling. De overige cassatiemiddelen werden niet besproken, aangezien de beslissing op het eerste middel voldoende was om tot vernietiging over te gaan.