ECLI:NL:HR:2023:1302
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting door belanghebbende tegen gemeente Den Haag
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 september 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X] (hierna: belanghebbende) tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Den Haag. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting die aan belanghebbende was opgelegd. De uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 14 juli 2022, nr. BK-22/00069, werd door belanghebbende bestreden in hoger beroep, wat leidde tot de procedure bij de Hoge Raad.
Belanghebbende, vertegenwoordigd door N. van der Laan, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. Het College, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. Na de indiening van een conclusie van repliek door belanghebbende en een conclusie van dupliek door het College, heeft de Hoge Raad de klachten van belanghebbende beoordeeld. De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de beoordeling van de klachten niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en is in het openbaar uitgesproken op 22 september 2023.