ECLI:NL:GHDHA:2022:1761
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Chr.Th.P.M. Zandhuis
- W.M.G. Visser
- A. van Dongen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting in Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting, opgelegd door de Heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag. De naheffingsaanslag, ter hoogte van € 67,30, bestond uit € 2 aan parkeerbelasting en € 65,30 aan kosten voor het opleggen van de naheffingsaanslag. De Heffingsambtenaar handhaafde de naheffingsaanslag na bezwaar, waarna belanghebbende beroep aantekende bij de Rechtbank Den Haag. De Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij het Gerechtshof Den Haag.
De feiten van de zaak zijn als volgt: op 22 februari 2021 om 15.09 uur stond de auto van belanghebbende geparkeerd op een locatie waar parkeerbelasting verschuldigd was. Tijdens een controle werd vastgesteld dat er geen parkeerbelasting was voldaan en ook geen geldige parkeervergunning aanwezig was. De Rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat de parkeerbelasting bij aanvang van het parkeren moest worden voldaan en dit niet was gebeurd.
In hoger beroep heeft belanghebbende verzocht om vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de naheffingsaanslag. Het Hof oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, aangezien er geen bewijs was dat de parkeerbelasting was voldaan. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en oordeelde dat de heffing van parkeerbelasting in Den Haag correct was uitgevoerd volgens de gemeentelijke verordening. De uitspraak werd op 14 juli 2022 in het openbaar uitgesproken.