In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [verweerder] is vanaf oktober 1982 tot zijn pensionering in 2012 in dienst geweest bij John Crane.
(ii) [verweerder] nam bij John Crane deel aan een collectieve pensioenregeling, een zogenoemde eindloonregeling. De uitvoering daarvan was ondergebracht bij de pensioenverzekeraar Zwitserleven.
(iii) Het pensioenreglement van John Crane dat op [verweerder] van toepassing was (hierna: het Pensioenreglement 2001) bevatte de volgende bepaling over indexering:
“artikel 16 - Toeslagen op pensioenen
(1)
Met ingang van 1 januari 1990 zal de werkgever telkenjare de vanaf genoemde datum door de verzekeraar verleende kwantumkorting en winstaandelen in een bij de verzekeraar bestaand depot storten, waaraan periodiek koopsommen zullen worden onttrokken ter financiering van:
- toeslagen op ingegane pensioenen;
- (…)
(2)
De toeslagen zullen worden verleend op basis van de consumentenprijsindex (…), voor zover de beschikbare middelen dit toelaten.”
(iv) John Crane heeft met ingang van 1 mei 2003 de pensioenopbouw voor nieuwe werknemers gewijzigd. Werknemers die op of na die datum in dienst zijn getreden bouwen pensioen op volgens een middelloonregeling. Voor werknemers die vóór 1 mei 2003 in dienst waren, zoals [verweerder], heeft dit niet geleid tot een wijziging van de (uitvoering van de) eindloonregeling, de toeslagregeling, de kortingen en de winstdeling.
(v) Sinds 2012 is [verweerder] met pensioen en geniet hij een pensioenuitkering.
(vi) Voor de op 31 december 2015 en 1 januari 2016 actieve deelnemers in de eindloon- en de middelloonregeling is met ingang van 1 januari 2016 een andere pensioenregeling tot stand gekomen, een zogenoemde beschikbare premieregeling. Daarvoor heeft John Crane een uitvoeringsovereenkomst met een andere pensioenverzekeraar gesloten, de Amersfoortse.
(vii) John Crane heeft de uitvoeringsovereenkomst met Zwitserleven beëindigd per 1 januari 2016, althans zij heeft de uitvoeringsovereenkomst na de overeengekomen looptijd van vijf jaren niet (stilzwijgend) voortgezet.
(viii) Zwitserleven heeft bij brief van 24 maart 2017 aan de rechtshulpverlener van [verweerder] het volgende meegedeeld:
“
Toeslagen 2015 en 2016
In 2015 en 2016 waren er onvoldoende middelen om toeslagen te verlenen. Het saldo in de bestemmingsreserve toeslagen is te laag om een toeslag te kunnen verlenen. Om u een indicatie te geven, het saldo levert een toeslag van minder dan 0,1% op. Derhalve is besloten om geen toeslagen te verlenen. De uitvoeringsovereenkomst met de werkgever is per 1 januari 2016 beëindigd. Gedurende de uitvoeringsovereenkomst, werd, naast de
eventuele winstdeling, ook de kwantumkorting toegevoegd aan de bestemmingsreserve toeslagen. Deze kwantumkorting is per 1 januari 2016 komen te vervallen. Dit betekent dat de toeslagverlening volledig afhankelijk is van de winstdeling en de eventuele dotaties van de werkgever. Na beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst wordt het actuele tarief gehanteerd. Om u een idee te geven, 1 % verhoging van het ouderdomspensioen voor de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden die onder het betreffende pensioenreglement vallen kost momenteel ongeveer € 200.000,-.
Verwachtingen toekomstige toeslagen
De oud-werkgever van uw cliënt heeft bij de pensioenregeling met Zwitserleven afgesproken dat eventuele winstdeling wordt aangewend voor toeslagverlening. Helaas is deze winstdeling door de ontwikkeling van de lage rentestand niet gerealiseerd. Hierdoor was het de afgelopen jaren niet mogelijk om een toeslag toe te kennen. Conform de afspraken met de werkgever heeft Zwitserleven na beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst het recht de administratiekosten eerst met het winstaandeel te verrekenen. Gezien voormelde is de verwachting dat toeslagverlening in de komende jaren niet zal plaatsvinden.”