Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 18 januari 2022
[appellant],
[geïntimeerde] Holland B.V.,
Het verloop van het geding
[geïntimeerde] de grieven bestreden.
Mr B. Degelink, advocaat te Amsterdam, is namens [appellant] verschenen en mr. Tan voornoemd namens [geïntimeerde]. Door de advocaten is gepleit, onder meer aan de hand van de overgelegde pleitnota’s. Van de mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt. Partijen hebben arrest gevraagd.
Beoordeling van de zaak
[geïntimeerde]. Per 1 februari 2009 is [appellant] gebruik gaan maken van de VUT-regeling. In de periode 1 februari 2009 tot 20 augustus 2012 heeft [appellant] parttime gewerkt voor [geïntimeerde]. Sinds 2012 is [appellant] met pensioen en geniet hij een pensioenuitkering die hij van Zwitserleven ontvangt.
“GN 0188”(hierna: het Pensioenreglement 2001). Op het eerste blad onderaan staat
“05.03.2002”. Verder is het volgende vermeld over de indexering van ingegane pensioenen:
“Groepsverzekeringscontract GN 0188”gesloten. Dit betreft een contract dat destijds onder het regime van de Pensioen- en Spaarfondsenwet werd aangeduid als een B-polis. In het contract wordt verwezen naar het
“Reglement (gedateerd 05.03.2002)”. Verder is in art. 13 onder (1) vermeld dat dit contract per 1 januari 2001 in werking treedt en geldig is tot en met 31 december 2005.
“GN 188”vermeld. Als bijlagen worden onder meer genoemd
“Modelpensioenovereenkomst deelnemers in dienst voor 1 mei 2003 (GN 188 / 23 juni 2011)”en
“Modelpensioenovereenkomst deelnemers in dienst op of na 1 mei 2003 (GN 188 / 23juni 2011)”,
“Pensioenreglement deelnemers in dienst voor 1 mei 2003 (GN 188/23 juni 2011)” en “Pensioenreglement deelnemers in dienst op of na 1 mei 2003 (GN 188/23 juni 2011)”.
“pensioenreglement”wordt verwezen naar de genoemde pensioenreglementen. Op grond van art. 2 lid 1 komt de UVO 2011 in de plaats van de
“op 1 januari 2008 in werking getreden overeenkomst onder contractnummer GN 188, die hiermee is vervallen”en treedt deze in werking per 1 januari 2011 en is geldig tot en met 31 december 2015.
Doel
“Toeslagen 2015 en 2016In 2015 en 2016 waren er onvoldoende middelen om toeslagen te verlenen. Het saldo in de bestemmingsreserve toeslagen is te laag om een toeslag te kunnen verlenen. Om u een indicatie te geven, het saldo levert een toeslag van minder dan 0,1% op. Derhalve is besloten om geen toeslagen te verlenen.
De uitvoeringsovereenkomst met de werkgever is per 1 januari 2016 beëindigd. Gedurende de uitvoeringsovereenkomst werd, naast de eventuele winstdeling, ook de kwantumkorting toegevoegd aan de bestemmingsreserve toeslagen. Deze kwantumkorting is per 1 januari 2016 komen te vervallen. Dit betekent dat de toeslagverlening volledig afhankelijk is van de winstdeling en de eventuele dotaties van de werkgever. Na beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst wordt het actuele tarief gehanteerd. Om u een idee te geven, 1 % verhoging van het ouderdomspensioen voor de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden die onder het betreffende pensioenreglement vallen kost momenteel ongeveer € 200.000,-.
Verwachtingen toekomstige toeslagen
primairom een nieuwe uitvoeringsovereenkomst met Zwitserleven aan te gaan, dan wel met een andere vergelijkbare pensioenuitvoerder, op straffe van verbeurte van een dwangsom, (b)
subsidiairter vervanging van de uitvoeringsovereenkomst een door een onafhankelijk actuaris vast te stellen geldbedrag te betalen aan de pensioenuitvoerder, op straffe van verbeurte van een dwangsom, (c)
meer subsidiairtot vergoeding van schade die [appellant] lijdt door de tekortkoming van [geïntimeerde], nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Daarnaast heeft [appellant] gevorderd [geïntimeerde] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente.
grievenbetoogt [appellant] dat [geïntimeerde] jegens hem toerekenbaar tekort is geschoten in de arbeidsovereenkomst en de pensioenovereenkomst door zo te handelen dat er steeds minder en vanaf 2016 zelfs helemaal geen pensioenpremie in de eindloonregeling meer wordt betaald en dus geen kwantumkortingen meer worden gestort in het toeslagendepot. Datzelfde geldt voor het opzeggen althans niet verlengen van de UVO 2011, waardoor er sindsdien administratiekosten in rekening worden gebracht ten laste van het winstaandeel, terwijl dat winstaandeel eerst nog volledig bestemd was voor indexatie. Het gevolg daarvan is volgens [appellant] dat de kans dat zijn pensioenuitkeringen na 1 januari 2016 nog worden geïndexeerd als voorheen, nihil is geworden. Deze grieven lenen zich voor een gezamenlijke behandeling, omdat zij in de kern dezelfde strekking hebben.
De verplichting om een uitvoeringsovereenkomst
“in stand te houden”geldt ook als er geen sprake meer is van verwerving van pensioenaanspraken wegens onderbrenging van toekomstige opbouw van pensioenaanspraken bij een andere pensioenuitvoerder. De onderbrengingsplicht is een voortdurende plicht zolang de pensioenovereenkomst voortduurt, ook jegens gewezen werknemers en gepensioneerden zolang er nog pensioenbetalingen moeten worden gedaan en de mogelijkheid bestaat dat toeslagen moeten worden verleend. De werkgever en de pensioenuitvoerder dienen daarom de ter uitvoering van een pensioenreglement gesloten uitvoeringsovereenkomst in stand te houden, zolang die pensioenovereenkomst bestaat. Het hof voegt daar aan toe dat de verzekeringsovereenkomst GN188 hoe dan ook wel in stand is gebleven, waardoor om die reden ook na opzegging door [geïntimeerde] Zwitserleven de op 31 december 2015 bestaande pensioenovereenkomsten uitvoert en moet voldoen aan op de pensioenuitvoerder rustende wettelijke en contractuele verplichtingen. In dit geval, als wordt aangenomen dat deze uitvoeringsovereenkomst ten aanzien van [appellant] niet in stand is gebleven, is onvoldoende onderbouwd dat enkel daardoor [appellant] schade heeft geleden.
onvoorwaardelijkrecht van [appellant] op indexatie van zijn pensioenuitkeringen overeenkomstig de consumentenprijsindex. Daarop heeft [appellant] geen recht omdat partijen slechts een
voorwaardelijkrecht op indexering zijn overeengekomen.
“GN 188”,ziet deze verplichting ook op het pensioen van [appellant]. Genoemd art. 7 geldt niet rechtstreeks tussen partijen, ook niet als derdenbeding (art. 6:253 BW). [appellant] is geen partij bij de UVO 2011. Art. 7 van de UVO 2011 dient daarom met toepassing van de zogenoemde CAO-norm te worden uitgelegd. Daarbij dienen de overige bepalingen van de UVO 2011 te worden betrokken. Naar het oordeel van het hof dient deze bepaling niet zo te worden uitgelegd dat is beoogd om aan (gewezen) deelnemers, als [appellant], een afdwingbaar recht toe te kennen op extra stortingen door [geïntimeerde]. Wel is het zo dat deze bepaling van belang is voor de invulling van de eisen van redelijkheid en billijkheid die tussen partijen gelden. Dat betekent in dit geval dat de redelijkheid en billijkheid vergen dat [geïntimeerde] - in beginsel – gehouden is een voor indexering toereikende bestemmingsreserve na te streven, door middelen aan die reserve toe te voegen, indien en voor zover de vooruitzichten van [appellant] op indexering zijn verminderd doordat [geïntimeerde] (nadere) afspraken met Zwitserleven heeft gemaakt die ertoe hebben geleid of die zullen leiden tot vermindering van de toevoegingen aan de bestemmingsreserve voor de indexering door het wegvallen van kwantumkortingen en het afromen van winstdeling met administratieve kosten. De vraag is dan of van [geïntimeerde] in dit concrete geval mocht worden verwacht dit streven geheel of gedeeltelijk te realiseren.
Beslissing
20 september 2019,
opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt [geïntimeerde] om binnen drie maanden na de datum van dit arrest zodanige afspraken te maken met een pensioenuitvoerder, en alle in dat kader benodigde koopsommen en premies te betalen aan die pensioenuitvoerder alsmede in de toekomst alle benodigde koopsommen en premies te betalen zodra dat voor het verlenen van de indexatie als bedoeld in art. 16 van Pensioenreglement 2001 in enig jaar nodig is, dat de ingegane pensioenen van [appellant] met ingang van 1 januari 2016 in dezelfde mate worden geïndexeerd als het geval zou zijn geweest indien [geïntimeerde] vanaf 1 januari 2016 nog steeds een uitvoeringsovereenkomst had gehad met Zwitserleven, alle werknemers van [geïntimeerde] vanaf 1 januari 2016 deelnemer waren in de in 2015 door Zwitserleven uitgevoerde pensioenregelingen, [geïntimeerde] vanaf 1 januari 2016 voor al haar werknemers pensioenpremie betaalde aan Zwitserleven in overeenstemming met de voor de desbetreffende werknemers geldende pensioenreglementen en over deze pensioenpremies kwantumkortingen werden verleend door Zwitserleven ten behoeve van het in artikel 16 van Pensioenreglement 2001 en de UVO 2011 bedoelde toeslagendepot (bestemmingsreserve) alsmede dat vanaf 1 januari 2016 het volledige winstaandeel jaarlijks werd en wordt gestort in dat toeslagendepot zonder dat daarop administratie kosten of andere bedragen in mindering worden gebracht, dit alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- per dag of gedeelte daarvan dat [geïntimeerde] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen met een maximum van € 250.000,--;
- veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van [appellant] tot op 20 september 2019 begroot op € 79,-- aan griffierecht en € 1.680,-- aan salaris advocaat;
- veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [appellant] tot op heden begroot op € 104,42 aan kosten exploot, € 332,-- aan griffierecht en € 3.342,-- aan salaris advocaat (tarief II, 3 punten) en op € 163,- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 85,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 85,--, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.