ECLI:NL:HR:2023:1284

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
21 september 2023
Zaaknummer
23/00222
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof over aanslagen inkomstenbelasting en belastingrente

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 september 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door belanghebbende, [X], tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 9 november 2022, waarin het Hof de hoger beroepen van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant had behandeld. Deze eerdere uitspraken betroffen de aan belanghebbende opgelegde aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2013 en 2014, alsook de beschikking inzake belastingrente voor het jaar 2013.

Belanghebbende heeft na het verstrijken van de cassatietermijn een geschrift ingediend, maar de Hoge Raad heeft op dat stuk geen acht geslagen. De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend, waarna belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld, maar heeft geconcludeerd dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer23/00222
Datum22 september 2023
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 9 november 2022, nrs. 21/00304 en 21/00305 [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 20/7517 en 20/7518) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2013 en 2014 opgelegde aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente voor het jaar 2013.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Na het verstrijken van de cassatietermijn heeft belanghebbende een geschrift ingediend. De Hoge Raad slaat op dat stuk geen acht.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.T. Boerlage als voorzitter, en de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2023.