ECLI:NL:HR:2023:1281

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
21 september 2023
Zaaknummer
22/02983
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over immuniteit van executie en bestemming van in beslag genomen aandelen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 september 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de immuniteit van executie van de Republiek Kazachstan en de bestemming van in beslag genomen aandelen. De eisers, bestaande uit twee natuurlijke personen en de vennootschap ASCOM GROUP S.A., hebben in cassatie beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het gerechtshof Den Haag. Het hof had in zijn arrest van 14 juni 2022 het beslag op aandelen van Samruk-Kazyna JSC opgeheven, waarbij het hof oordeelde dat de eisers niet voldoende bewijs hadden geleverd dat de in beslag genomen aandelen een andere dan publieke bestemming hadden.

De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het hof en oordeelde dat het op de weg van de eisers ligt om aannemelijk te maken dat de in beslag genomen aandelen niet voor publieke doeleinden worden gebruikt. De Hoge Raad benadrukte dat er een presumptie van immuniteit van executie geldt voor goederen die eigendom zijn van een staat, en dat deze alleen kan worden doorbroken als de partij die zich op de uitzondering beroept, voldoende gegevens aanlevert. De Hoge Raad oordeelde dat de eisers hierin niet geslaagd waren, en dat het hof terecht had geoordeeld dat de aandelen door Samruk worden beheerd met als doel bij te dragen aan de economische ontwikkeling van Kazachstan.

De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep en veroordeelde de eisers in de proceskosten. Dit arrest is een belangrijke uitspraak over de immuniteit van staten en de voorwaarden waaronder deze kan worden doorbroken, met name in het kader van internationale rechtshandhaving.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer22/02983
Datum22 september 2023
ARREST
In de zaak van
1. [eiser 1] ,
wonende te [woonplaats] , Moldavië,
2. [eiser 2] ,
wonende te [woonplaats] , Moldavië,
3. ASCOM GROUP S.A.,
gevestigd te Chisinau, Moldavië,
4. TERRA RAF TRANS TRADING LTD.,
gevestigd te Gibraltar,
EISERESSEN tot cassatie,
hierna: [eisers] ,
advocaat: F.E. Vermeulen,
tegen
SAMRUK-KAZYNA JSC,
gevestigd te Astana, Kazachstan,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: Samruk,
advocaten: B.T.M. van der Wiel en A. Stortelder,
REPUBLIEK KAZACHSTAN,
zetelende te Astana, Kazachstan,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: Kazachstan,
advocaten: J.W.M.K. Meijer en J.J. Valk.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding tot dusver verwijst de Hoge Raad naar:
a. zijn arrest in de zaken 19/03142 en 19/03144 van 18 december 2020 (ECLI:NL:HR:2020:2103);
b. het arrest in de zaak 200.291.814 van het gerechtshof Den Haag van 14 juni 2022.
[eisers] hebben tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Samruk en Kazachstan hebben ieder afzonderlijk een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten. Voor [eisers] mede door A.G. Colenbrander, P.E. Ernste en L.M. Münchow, en voor Samruk mede door L. Tolatzis en L.A. Burwick.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eisers] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
Voor de feiten waarvan in cassatie kan worden uitgegaan, verwijst de Hoge Raad naar zijn arrest van 18 december 2020. [1] In dat arrest heeft de Hoge Raad het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 7 mei 2019 [2] in deze zaak vernietigd en het geding verwezen naar het hof.
2.2
Na cassatie en verwijzing heeft het hof het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd. [3] Het heeft het beslag dat op 14 september 2017 ten laste van Samruk op verzoek van [eisers] is gelegd op alle aandelen die Samruk houdt in KMG Kashagan B.V. (hierna: KMGK), opgeheven.
2.3
Het hof heeft onder meer het volgende overwogen.
Zoals de Hoge Raad in zijn arrest in deze zaak heeft overwogen, geldt voor goederen die ‘property’ van een staat (Kazachstan) zijn een presumptie van immuniteit van executie, die alleen wijkt indien is vastgesteld dat de in beslag genomen aandelen door Kazachstan worden gebruikt of zijn beoogd voor andere dan publieke doeleinden. Het ligt op de weg van de partij die zich beroept op een uitzondering op de immuniteit van executie, om gegevens aan te dragen aan de hand waarvan dat kan worden vastgesteld. (rov. 3.12)
[eisers] hebben in dit geding niet voldoende gegevens aangedragen om te kunnen vaststellen dat de door Samruk gehouden aandelen in KMGK bestemd zijn voor andere dan publieke doeleinden. Vast staat dat de door Samruk gehouden deelnemingen, waaronder de aandelen in KMGK, door Samruk worden beheerd met als doel
'to increase the national welfare of the Republic of Kazachstan’ en dat Samruk deze aandelen niet mag vervreemden zonder toestemming van Kazachstan. Daarbij is van belang dat niet alleen Kazachstan als enig aandeelhouder de uiteindelijke zeggenschap over Samruk uitoefent, maar dat er ook wettelijke waarborgen zijn getroffen om te verzekeren dat Kazachstan (behoudens een door Kazachstan door te voeren wetswijziging) ook enig aandeelhouder van Samruk blijft. Bovendien is het doel van Samruk breder dan dat het alleen betrekking heeft op de opbrengsten uit de aandelen in KMGK die Kazachstan als aandeelhouder van Samruk uiteindelijk ten goede kunnen komen. Het doel van Samruk is met name om door een optimaal beheer van de door haar gehouden staatsdeelnemingen bij te dragen aan de economische ontwikkeling van Kazachstan en de nationale welvaart te vergroten. (rov. 3.13)
De stelling van [eisers] dat de opbrengsten van de aandelen in KMGK aan Samruk ten goede komen en door haar worden aangewend ter realisering van een commerciële activiteit stuit hierop af. Ook indien ervan wordt uitgegaan dat Samruk haar deelnemingen op een commerciële manier beheert en haar deelneming in KMGK is gericht op waardemaximalisatie op de lange termijn, neemt dit niet weg dat het doel van Samruk in ieder geval ook is bij te dragen aan de economische ontwikkeling van Kazachstan en de nationale welvaart van dat land te vergroten. (rov. 3.14)

3.Beoordeling van het middel

3.1
De klachten van het middel gaan ervan uit dat het hof bij de beoordeling van het beroep op immuniteit van executie het statutaire doel van Samruk doorslaggevend heeft geacht en de feitelijke inrichting van haar activiteiten heeft genegeerd (zie de slotzin van onderdeel 1, de slotzin van onderdeel 1.1, de slotzin van onderdeel 1.2, onderdeel 1.3 en de eerste volzin van onderdeel 1.4).
3.2
De klachten missen feitelijke grondslag. Het hof heeft – in cassatie terecht niet bestreden – tot uitgangspunt genomen dat het op de weg van [eisers] ligt om aannemelijk te maken dat de in beslag genomen aandelen een andere dan een publieke bestemming hebben en om daartoe voldoende gegevens aan te dragen. Het hof heeft in rov. 3.13 en 3.14 geoordeeld dat [eisers] dit onvoldoende hebben gedaan. Uit het oordeel van het hof blijkt dat het de stellingen van [eisers] over de activiteiten van Samruk niet heeft genegeerd maar dat het die onvoldoende achtte om te oordelen dat de aandelen een andere dan een publieke bestemming hebben. Dit in kort geding gegeven oordeel behoefde geen nadere motivering. Daarop stuiten de klachten af.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Samruk begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, en aan de zijde van Kazachstan eveneens begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, in beide gevallen vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eisers] deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren F.J.P. Lock en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
22 september 2023.

Voetnoten

1.HR 18 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2103.
2.Gerechtshof Amsterdam 7 mei 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1566.
3.Gerechtshof Den Haag 14 juni 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:977.