Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
22 september 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 september 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Betrokkene, die in deze procedure als verzoekster optreedt, heeft tegen eerdere beschikkingen van de rechtbank Overijssel beroep in cassatie ingesteld. De rechtbank had op 25 april 2023 een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend, maar betrokkene stelde dat de beslistermijn van drie dagen, zoals voorgeschreven in artikel 7:8 lid 3 Wvggz, was overschreden. De advocaat van betrokkene voerde aan dat de Algemene termijnenwet (Atw) niet van toepassing was op deze termijn, omdat het een bijzondere regeling betreft.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de Atw van toepassing is op de driedagentermijn van artikel 7:8 lid 3 Wvggz. De Hoge Raad verwijst naar de totstandkomingsgeschiedenis van deze bepaling en concludeert dat de wetgever niet heeft willen afwijken van de eerdere wetgeving die ook de Atw op de beslistermijnen toepaste. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep van betrokkene, waarmee de beslissing van de rechtbank in stand blijft.
De uitspraak benadrukt het belang van de toepassing van de Algemene termijnenwet in het kader van de Wvggz en bevestigt dat de termijn voor het nemen van beslissingen door de rechter in deze context niet alleen afhankelijk is van de specifieke wetgeving, maar ook van de algemene regels die gelden voor termijnen in het recht.