ECLI:NL:HR:2023:1106

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 augustus 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
22/03246
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak hebben de erfgenamen van [X 1] en [X 2], hierna aangeduid als belanghebbenden, beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 juli 2022. Deze uitspraak betrof de aan de erflaters opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2009 tot en met 2013. De belanghebbenden waren vertegenwoordigd door G. Veldhuisen, terwijl de Staatssecretaris van Financiën, die als verweerder optrad, werd vertegenwoordigd door [P]. De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbenden over de uitspraak van het Hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken op 18 augustus 2023 door vice-president R.J. Koopman, samen met de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer22/03246
Datum18 augustus 2023
ARREST
in de zaak van
de erfgenamen van [X 1] EN [X 2], gewoond hebbende te [Z], (hierna: belanghebbenden)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 juli 2022, nrs. BK-ARN 21/00753 en BK-ARN 21/00754 [1] , op het hoger beroep van belanghebbenden tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 20/5562 en 20/5563) betreffende de aan [X 1] en [X 2] (hierna: erflaters) voor de jaren 2009 tot en met 2013 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Geding in cassatie

Belanghebbenden, vertegenwoordigd door G. Veldhuisen, hebben tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbenden hebben een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2023.