ECLI:NL:HR:2023:1092
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de volgorde van verrekening van belastingkorting en heffingskorting in de inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 augustus 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door belanghebbende, vertegenwoordigd door J.G.H.M. Sleiffer, tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft de aanslag in de inkomstenbelasting/premievolksverzekeringen voor het jaar 2016, waarbij belanghebbende een belastingkorting voor verlies uit aanmerkelijk belang had aangevraagd. De Inspecteur had deze belastingkorting vastgesteld op € 4.538, te verrekenen met de belasting over het belastbare inkomen van belanghebbende. De Hoge Raad moest beoordelen of de volgorde van verrekening van de belastingkorting en de heffingskorting correct was toegepast door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat eerder in de zaak had geoordeeld.
Het Hof had geoordeeld dat de belastingkorting voor het verlies uit aanmerkelijk belang eerst in aanmerking moest worden genomen bij de berekening van de verschuldigde belasting, en dat de heffingskorting pas daarna toegepast moest worden. Belanghebbende was van mening dat de heffingskorting eerst toegepast diende te worden, zodat zij het volledige bedrag van de heffingskorting zou ontvangen. De Hoge Raad heeft echter bevestigd dat het oordeel van het Hof juist was en dat de volgorde van verrekening zoals door het Hof vastgesteld, in overeenstemming was met de wetgeving.
De Hoge Raad heeft ook andere klachten van belanghebbende over de uitspraak van het Hof beoordeeld, maar deze konden niet leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Hof in stand bleef.