ECLI:NL:HR:2023:1082

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
22/00961
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake waardering onroerende zaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2023 uitspraak gedaan in cassatie tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 1 februari 2022. De zaak betreft een beroep in cassatie van belanghebbende, vertegenwoordigd door H.M. van Vliet, tegen de uitspraken van het Gerechtshof en de Rechtbank Gelderland met betrekking tot de waardering van onroerende zaken voor de jaren 2016 en 2017. De onroerende zaak in kwestie is gelegen aan de [a-straat 1] te [Z].

De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar heeft geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft in zijn oordeel geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep in cassatie ongegrond wordt verklaard. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer M.T. Boerlage als voorzitter, samen met de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer22/00961
Datum7 juli 2023
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, van 1 februari 2022, nrs. 21/00030 en 21/00031 [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 19/7235 en AWB 19/7238) betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken voor de jaren 2016 en 2017 betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z].

1.Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door H.M. van Vliet, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.

2.Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.T. Boerlage als voorzitter, en de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2023.