ECLI:NL:HR:2023:1082
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake waardering onroerende zaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2023 uitspraak gedaan in cassatie tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 1 februari 2022. De zaak betreft een beroep in cassatie van belanghebbende, vertegenwoordigd door H.M. van Vliet, tegen de uitspraken van het Gerechtshof en de Rechtbank Gelderland met betrekking tot de waardering van onroerende zaken voor de jaren 2016 en 2017. De onroerende zaak in kwestie is gelegen aan de [a-straat 1] te [Z].
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar heeft geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft in zijn oordeel geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep in cassatie ongegrond wordt verklaard. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer M.T. Boerlage als voorzitter, samen met de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.