ECLI:NL:HR:2023:1075

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
22/03084
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen erfpachter en erfverpachter over verplichtingen tot herstel, aanleg en onderhoud en canonherziening

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een erfpachter en een erfverpachter van een buitenplaats. De erfpachter, aangeduid als [eiser], heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft verplichtingen van de erfverpachter, Stichting Het Utrechts Landschap (HUL), met betrekking tot herstel, aanleg en onderhoud van de buitenplaats, evenals de herziening van de canon. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De advocaat van de erfpachter heeft schriftelijk gereageerd op de conclusie van de Advocaat-Generaal, die tot verwerping van het cassatieberoep strekt. De Hoge Raad heeft de klachten van de erfpachter beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de erfpachter veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien niet binnen veertien dagen aan deze kosten is voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer22/03084
Datum7 juli 2023
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: [eiser],
advocaat: thans L.V. van Gardingen, voorheen J.F. de Groot,
tegen
STICHTING HET UTRECHTS LANDSCHAP,
gevestigd te De Bilt,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: HUL,
advocaat: J.H.M. van Swaaij.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/13/617462/HA ZA 16-1083 van de rechtbank Amsterdam van 29 mei 2019 en 4 maart 2020;
b. het arrest in de zaak 200.279.435/01 van het gerechtshof Amsterdam van 24 mei 2022.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
HUL heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor HUL toegelicht door haar advocaat en mede door R.J. ter Rele.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van HUL begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren F.R. Salomons, als voorzitter, G.C. Makkink en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
7 juli 2023.