ECLI:NL:HR:2023:1064
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen naheffingsaanslag omzetbelasting en belastingrente
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 juli 2020, waarin het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland werd behandeld. De Rechtbank had eerder een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het kalenderjaar 2013 opgelegd aan de belanghebbende, alsook een beschikking inzake belastingrente.
De belanghebbende, vertegenwoordigd door M. Klomp, heeft het beroep in cassatie ingesteld, waarop de Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], een verweerschrift heeft ingediend. De Advocaat-Generaal C.M. Ettema heeft op 1 september 2021 conclusie genomen, waarin hij de ongegrondverklaring van het beroep in cassatie adviseerde. De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het tot dit oordeel kwam, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, en dit arrest werd openbaar uitgesproken op 7 juli 2023.