ECLI:NL:HR:2023:1062
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen naheffingsaanslagen omzetbelasting en heffingsrente
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft naheffingsaanslagen in de omzetbelasting over de jaren 2011 tot en met 2014, alsook de daarbij behorende beschikkingen inzake heffingsrente en belastingrente. De belanghebbende, vertegenwoordigd door M. Klomp, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 juli 2020, waarin het hoger beroep van de Inspecteur tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Gelderland werd behandeld. De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld, maar deze niet gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof, en dat er geen noodzaak was om te motiveren waarom dit oordeel werd gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. Het arrest is openbaar uitgesproken en is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.