Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
5.Beslissing
11 juli 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juli 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 3 februari 2022. De verdachte was eerder vrijgesproken door de rechtbank van schuldheling en schuldwitwassen, maar het openbaar ministerie stelde hoger beroep in. De zaak draait om de vraag of het openbaar ministerie ontvankelijk is in het hoger beroep, gezien het feit dat de volmacht van de officier van justitie niet ondertekend was. De Hoge Raad oordeelt dat de volmacht, hoewel niet ondertekend, toch geldig was vanwege de bijzondere omstandigheden tijdens de coronamaatregelen, die het voor de officier van justitie onmogelijk maakten om op de gebruikelijke wijze te handelen. De Hoge Raad bevestigt dat het verzuim om de volmacht te ondertekenen verontschuldigbaar is en dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in het hoger beroep. Daarnaast worden verschillende cassatiemiddelen van de verdachte verworpen, waaronder klachten over de bewijsvoering en de redelijke termijn van de procedure. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof enkel wat betreft de opgelegde taakstraf, die wordt verminderd van 120 uren naar 114 uren, met een bijbehorende vervangende hechtenis.