Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
11 juli 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juli 2023 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 30 april 2021. De verdachte, geboren in 1990, was betrokken bij de diefstal van buitenboordmotoren en een aanhanger uit een loods, waarbij gebruik werd gemaakt van een valse sleutel. De advocaat van de verdachte, J.T.E. Vis, heeft cassatiemiddelen voorgesteld, waarop de advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde taakstraf. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. Dit oordeel is niet gemotiveerd, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de ontwikkeling van het recht.
De Hoge Raad heeft ambtshalve de uitspraak van het hof beoordeeld en vastgesteld dat de redelijke termijn voor het cassatieberoep is overschreden, wat leidt tot een vermindering van de opgelegde taakstraf van 240 uren naar 228 uren, met een vervangende hechtenis van 114 dagen. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen wat betreft het aantal te verrichten uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis. Het beroep is voor het overige verworpen.