ECLI:NL:HR:2023:1022

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
22/00640
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep inzake beslag op auto in strafzaak

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een cassatieberoep dat is ingesteld door de klager, die stelt eigenaar te zijn van een auto die in beslag is genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek tegen een ander. De klager heeft een klaagschrift ingediend voor teruggave van de auto, maar de rechtbank Amsterdam heeft dit klaagschrift ongegrond verklaard. De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 3 februari 2022 beoordeeld, waarin de rechtbank de teruggave aan de verdachte heeft gelast. De Hoge Raad oordeelt dat de klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beroep tegen de beschikking van de rechtbank, omdat de beslissing in de strafzaak over het beslag op de auto al is genomen. Hierdoor kan er op het klaagschrift van de klager geen andere beslissing meer volgen. De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de klager geen recht heeft om in cassatie te komen tegen de beslissing van de rechtbank.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/00640 B
Datum4 juli 2023
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 3 februari 2022, nummer RK 21/5466, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
hierna: de klager.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft T.E. Korff, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Amsterdam teneinde op het bestaande klaagschrift opnieuw te worden behandeld en afgedaan.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

2.1
Het cassatieberoep is gericht tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 3 februari 2022 waarbij een klaagschrift van de klager strekkende tot teruggave aan hem van een onder [betrokkene 2] inbeslaggenomen personenauto ongegrond is verklaard.
2.2
Bij de stukken bevindt zich een afschrift van een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:2014, in de strafzaak tegen [betrokkene 2]. In die uitspraak heeft de rechtbank de teruggave gelast aan [betrokkene 2] van de inbeslaggenomen personenauto waarvan de klager de teruggave heeft verzocht.
2.3
De omstandigheid dat in de strafzaak een beslissing over het beslag is genomen, brengt met zich dat de klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het beroep tegen de beschikking waarbij het klaagschrift ongegrond is verklaard. In de beschikking is immers een beslissing gegeven in afwachting van het oordeel van de strafrechter over het beslag. Door diens uitspraak over het beslag in de strafzaak tegen de verdachte kan op het klaagschrift geen (andersluidende) beslissing meer volgen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
4 juli 2023.