ECLI:NL:HR:2023:1011

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
22/04902
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van behandeling van klaagschrift in het kader van Europees onderzoeksbevel

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 juli 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft een klaagschrift dat door de klager is ingediend naar aanleiding van de inbeslagname van diverse goederen door Belgische autoriteiten in het kader van een Europees onderzoeksbevel (EOB). De klager stelde dat de behandeling van zijn klaagschrift nietig was omdat deze niet in het openbaar had plaatsgevonden, zoals voorgeschreven in de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de behandeling van het klaagschrift in het openbaar moet plaatsvinden, tenzij de raadkamer op grond van specifieke bepalingen in de Sv besluit om de behandeling met gesloten deuren te houden. In dit geval bleek uit het proces-verbaal dat de behandeling achter gesloten deuren had plaatsgevonden zonder dat er een geldig bevel was gegeven om dit te doen. De Hoge Raad concludeerde dat de behandeling van het klaagschrift ten onrechte niet in het openbaar heeft plaatsgevonden, wat leidde tot de vernietiging van de beschikking van de rechtbank.

De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zodat het klaagschrift opnieuw kan worden behandeld en afgedaan, met inachtneming van de vereisten voor openbaarheid. Deze uitspraak benadrukt het belang van transparantie in de rechtsgang, vooral in zaken die verband houden met de inbeslagname van goederen en de rechten van betrokkenen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/04902 Br
Datum4 juli 2023
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 19 december 2022, nummer RK 22/025803, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 5.4.10 in verbinding met artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
hierna: de klager.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, teneinde op het bestaande klaagschrift opnieuw te worden behandeld en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat de behandeling van het klaagschrift nietig is omdat deze niet in het openbaar heeft plaatsgevonden.
2.2
Ter uitvoering van een Europees onderzoeksbevel (hierna: EOB) zijn onder de klager diverse goederen in beslag genomen. Namens de klager is vervolgens op grond van artikel 552a in verbinding met artikel 5.4.10 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) een klaagschrift ingediend. Het proces-verbaal van de behandeling door de raadkamer houdt in dat die behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft het beklag ongegrond verklaard.
2.3
Bij de beoordeling van het cassatiemiddel zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang.
- Artikel 22 leden 1, 2 en 3 Sv:
“1. De behandeling door de raadkamer vindt, tenzij anders is voorgeschreven, niet in het openbaar plaats.
2. Indien behandeling in het openbaar is voorgeschreven, kan de raadkamer gehele of gedeeltelijke behandeling met gesloten deuren bevelen. Dit bevel kan worden gegeven in het belang van de goede zeden, de openbare orde, de veiligheid van de staat, alsmede indien de belangen van minderjarigen, of de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte, andere procesdeelnemers of anderszins bij de zaak betrokkenen dit eisen. Een dergelijk bevel kan ook worden gegeven indien openbaarheid naar het oordeel van de rechtbank het belang van een goede rechtspleging ernstig zou schaden.
3. Een bevel als bedoeld in het tweede lid wordt door de raadkamer ambtshalve, op vordering van het openbaar ministerie, dan wel op het verzoek van de verdachte of andere procesdeelnemers gegeven. De raadkamer geeft het bevel niet dan na het openbaar ministerie, de verdachte alsmede andere procesdeelnemers, zonodig met gesloten deuren, hieromtrent te hebben gehoord.”
- Artikel 23 leden 2 tot en met 6 Sv:
“2. Door de raadkamer worden het openbaar ministerie, de verdachte en andere procesdeelnemers gehoord, althans hiertoe opgeroepen, tenzij anders is voorgeschreven. Artikel 22, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3. De verdachte en andere procesdeelnemers kunnen zich bij de behandeling door de raadkamer door een raadsman of advocaat doen bijstaan.
4. Indien de verdachte de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, wordt de bijstand van een tolk ingeroepen. Het openbaar ministerie roept de tolk op. Artikel 276, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
5. Het openbaar ministerie legt aan de raadkamer de op de zaak betrekking hebbende stukken over. De verdachte en andere procesdeelnemers zijn, evenals hun raadsman of advocaat, bevoegd van de inhoud van deze stukken kennis te nemen.
6. Het tweede tot en met vijfde lid zijn niet van toepassing, voor zover het belang van het onderzoek hierdoor ernstig wordt geschaad.”
- Artikel 552a lid 7 Sv:
“De behandeling van het klaagschrift of het verzoek door de raadkamer vindt plaats in het openbaar.”
- Artikel 5.4.10 leden 1 en 3 Sv:
“1. De betrokkene bij wie in het kader van uitvoering van een Europees onderzoeksbevel voorwerpen in beslag zijn genomen danwel gegevens zijn gevorderd, of bij wie gegevens zijn vastgelegd tijdens een doorzoeking of onderzoek in een geautomatiseerd werk, aan wie een vordering medewerking te verlenen aan het ontsleutelen van gegevens is gedaan, of die een vordering heeft ontvangen om gegevens te bewaren en beschikbaar te houden, alsmede de betrokkene bij wie ontoegankelijkmaking van gegevens, aangetroffen in een geautomatiseerd werk, als bedoeld in artikel 125o, heeft plaatsgevonden wordt, indien de geheimhouding van het onderzoek daardoor niet in het gedrang komt, in kennis gesteld van zijn bevoegdheid om binnen veertien dagen na kennisgeving een klaagschrift ingevolge artikel 552a in te dienen bij de rechtbank.
3. De artikelen 552a, eerste tot en met zesde lid, 552d, eerste en tweede lid, en 552e, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de rechter geen onderzoek doet naar de gronden voor het uitvaardigen van het bevel, waarvan de uitvoering heeft geleid tot indiening van het klaagschrift.”
2.4.1
Van 1 juni 2004 tot 1 december 2016 was het voorschrift dat de behandeling van het in artikel 552a Sv bedoelde klaagschrift of het verzoek door de raadkamer in het openbaar plaatsvindt, opgenomen in artikel 552a lid 6 Sv. Door inwerkingtreding van de Wet digitale processtukken Strafvordering (Wet van 17 februari 2016, Stb. 2016, 90) is dit artikellid per 1 december 2016 zonder inhoudelijke wijzigingen vernummerd tot lid 7.
2.4.2
Artikel 5.4.10 Sv is op 17 juni 2017 ingevoerd bij de Wet implementatie richtlijn Europees onderzoeksbevel (Wet van 31 mei 2017, Stb. 2017, 231). Het voorstel van wet dat heeft geleid tot de invoering van deze wet is op 17 november 2016 aangeboden aan de Tweede Kamer. De geschiedenis van de totstandkoming van deze implementatiewet bevat niets waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de wetgever heeft beoogd in het voorstel van wet rekening te houden met de wijziging van artikel 552a Sv die op het moment van de aanbieding van dat wetsvoorstel nog niet in werking was getreden, en een andere regeling met betrekking tot de openbaarheid van de behandeling heeft willen treffen. Daarom moet worden aangenomen dat artikel 5.4.10 lid 3 Sv bij vergissing niet is aangepast aan de nieuwe nummering van artikel 552a Sv. Artikel 5.4.10 lid 3 Sv moet dus – voor zover hier van belang – als volgt worden gelezen: “De artikelen 552a, eerste tot en met zevende lid (...) zijn van overeenkomstige toepassing”.
2.4.3
Gelet op het vorenstaande moet de behandeling van een klaagschrift als bedoeld in artikel 5.4.10 Sv in verbinding met artikel 552a Sv in het openbaar plaatsvinden. Dat is alleen anders als de raadkamer op grond van artikel 22 leden 2 en 3 Sv gehele of gedeeltelijke behandeling met gesloten deuren beveelt. De raadkamer kan zo’n bevel onder meer geven als de raadkamer toepassing geeft aan artikel 23 lid 6 Sv en dus van oordeel is dat het belang van het onderzoek ernstig wordt geschaad door een openbare behandeling (vgl. HR 30 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:486, rechtsoverweging 4.4.1 en HR 22 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:653, rechtsoverweging 2.4.3).
2.5
Het proces-verbaal van de behandeling door de raadkamer houdt in dat de behandeling van het klaagschrift heeft plaatsgevonden achter gesloten deuren, terwijl niet blijkt dat toepassing is gegeven aan artikel 22 leden 2 en 3 Sv. Het moet er daarom voor worden gehouden dat de behandeling van het klaagschrift ten onrechte niet in het openbaar heeft plaatsgevonden.
2.6
Het cassatiemiddel slaagt.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank;
- wijst de zaak terug naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant, opdat de zaak opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
4 juli 2023.