2.1.1 Belanghebbende is zelfstandig belastingadviseur en is in die hoedanigheid aangemerkt als ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968. Vanaf het derde kwartaal van 2016 voldoet hij op aangifte bedragen aan omzetbelasting ter zake van zijn werkzaamheden als belastingadviseur.
2.1.2 Op 13 november 2018 heeft belanghebbende op het dak van zijn woning zonnepanelen laten installeren. In verband daarmee heeft hij een formulier ‘opgaaf zonnepaneelhouders’ ingediend bij de Belastingdienst. Op dat formulier heeft belanghebbende vermeld dat hij al voor een andere activiteit als ondernemer voor de omzetbelasting is geregistreerd.
Op hetzelfde formulier heeft hij verzocht om vanaf 1 januari 2019 in het kader van de bijzondere regeling voor zogenoemde kleine ondernemers zoals neergelegd in artikel 25 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (tekst tot en met 31 december 2019; hierna: de Wet respectievelijk de kleineondernemersregeling) te worden ontheven van de verplichtingen, opgelegd bij of krachtens de artikelen 34 en 34b tot en met 35 van de Wet (hierna: ontheffing van administratieve verplichtingen).
2.1.3 De Inspecteur heeft het verzoek om ontheffing van administratieve verplichtingen afgewezen bij beschikking in de zin van artikel 25, lid 2, van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 (tekst tot en met 31 december 2019; hierna: de Uitvoeringsbeschikking). Volgens de Inspecteur voldoet belanghebbende niet aan de daarvoor in artikel 25, lid 1, van de Uitvoeringsbeschikking neergelegde voorwaarde dat de ondernemer jaarlijks, na toepassing van artikel 25, lid 1, van de Wet, geen belasting hoeft te voldoen. Ter toelichting heeft hij belanghebbende meegedeeld dat ontheffing van administratieve verplichtingen wordt verleend aan de ondernemer en niet aan de onderneming. Het in totaal aan omzetbelasting verschuldigde bedrag voor de “2 ondernemingen” van belanghebbende is te hoog om op grond van artikel 25, leden 1 en 3, van de Wet in samenhang gelezen met artikel 25, lid 1, van de Uitvoeringsbeschikking, in aanmerking te komen voor ontheffing van administratieve verplichtingen, aldus de Inspecteur.
2.2.1 Bij het Hof was in geschil of voor toepassing van de kleineondernemersregeling en de daarin geregelde ontheffing van administratieve verplichtingen, alleen de exploitatie van de zonnepanelen in aanmerking moet worden genomen dan wel die exploitatie tezamen met de belastingadvieswerkzaamheden.
2.2.2 Het Hof heeft geoordeeld dat op grond van artikel 25, lid 3, van de Wet voor ontheffing van administratieve verplichtingen van belang is de hoogte van de belasting die de ondernemer uiteindelijk moet voldoen wanneer de kleineondernemersregeling buiten toepassing wordt gelaten. Het Hof heeft uit de artikelen 287 en 288 van BTW-richtlijn 2006 en uit rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie over het begrip (jaar)omzet in de zin van deze richtlijnbepalingen afgeleid dat voor toepassing van de kleineondernemersregeling alle door de belastingplichtige verrichte belaste leveringen van goederen en diensten in aanmerking moeten worden genomen en dat ontheffing van administratieve verplichtingen van toepassing is op alle economische activiteiten tezamen van de betrokken belastingplichtige en niet op een deel daarvan. De omzet die belanghebbende met de belastingadviespraktijk behaalt, telt daarom mee bij de beoordeling of de kleineondernemersregeling van toepassing is, aldus nog steeds het Hof.