Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
12 juli 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 november 2020. De verdachte, geboren in 1973, heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat A.C. Vingerling een cassatiemiddel heeft voorgesteld. De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het gerechtshof, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht.
De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel beoordeeld en vastgesteld dat de pleitnota, die door de raadsvrouw van de verdachte op de terechtzitting in hoger beroep aan het hof is overgelegd, niet aanwezig is in de stukken van het geding. Dit gebrek heeft geleid tot de conclusie dat het onderzoek op de terechtzitting nietig is, omdat niet kan worden nagegaan of er meer verweren zijn gevoerd dan in de uitspraak van het hof zijn vermeld. De Hoge Raad heeft daarom geoordeeld dat het cassatiemiddel slaagt.
Als gevolg hiervan heeft de Hoge Raad de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak teruggeworpen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Deze uitspraak benadrukt het belang van de beschikbaarheid van processtukken in hoger beroep en de gevolgen van het ontbreken daarvan voor de rechtsgang.