ECLI:NL:HR:2022:952
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 juni 2022 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 1 februari 2022, met nummer 19/01716. De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroepschrift in cassatie ontvankelijk was. Het beroepschrift voldeed niet aan de eisen van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het niet de gronden van het beroep bevatte. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 24 maart 2022 de gelegenheid gegeven om dit verzuim binnen zes weken te herstellen. Deze brief is aangetekend verzonden en volgens de gegevens van PostNL afgehaald. Belanghebbende heeft echter van deze gelegenheid geen gebruikgemaakt. Hierdoor heeft de Hoge Raad, op basis van artikel 6:6 Awb, besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Het arrest is openbaar uitgesproken op 24 juni 2022.