ECLI:NL:HR:2022:888
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 juni 2022 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], Marokko, tegen de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Centrale Raad van Beroep van 10 november 2021, nr. 20/3002 WAO. De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroep ontvankelijk was. Belanghebbende had geen domicilieadres in Nederland gekozen en had het verschuldigde griffierecht niet betaald. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 5 februari 2022 gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld. Aangezien het griffierecht niet was voldaan, heeft de griffier belanghebbende op 15 april 2022 nogmaals in de gelegenheid gesteld om te reageren op het niet betalen van het griffierecht, maar belanghebbende heeft hier geen gebruik van gemaakt. Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is openbaar uitgesproken en is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren M.T. Boerlage en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.