ECLI:NL:HR:2022:888

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 juni 2022
Publicatiedatum
16 juni 2022
Zaaknummer
21/05409
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 juni 2022 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], Marokko, tegen de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Centrale Raad van Beroep van 10 november 2021, nr. 20/3002 WAO. De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroep ontvankelijk was. Belanghebbende had geen domicilieadres in Nederland gekozen en had het verschuldigde griffierecht niet betaald. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 5 februari 2022 gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld. Aangezien het griffierecht niet was voldaan, heeft de griffier belanghebbende op 15 april 2022 nogmaals in de gelegenheid gesteld om te reageren op het niet betalen van het griffierecht, maar belanghebbende heeft hier geen gebruik van gemaakt. Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is openbaar uitgesproken en is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren M.T. Boerlage en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/05409
Datum17 juni 2022
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z], Marokko, (hierna: belanghebbende)
tegen
de RAAD VAN BESTUUR VAN HET UITVOERINGSINSTITUUT WERKNEMERSVERZEKERINGEN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Centrale Raad van Beroep van 10 november 2021, nr. 20/3002 WAO [1] .

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Belanghebbende heeft niet gekozen voor een domicilieadres in Nederland.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 5 februari 2022 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 15 april 2022, welke brief eveneens per gewone post is verzonden aan het door belanghebbende opgegeven adres in het buitenland, in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet is betaald. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruikgemaakt.
Het beroep in cassatie moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie nietontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren M.T. Boerlage en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2022.