ECLI:NL:HR:2022:882
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid beroep in cassatie inzake griffierecht niet voldaan
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 juni 2022 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van de Rechtbank Limburg van 23 november 2021. De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroep ontvankelijk was, waarbij de griffier van de Hoge Raad belanghebbende op 29 december 2021 had gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken had gesteld voor betaling. De griffierechten zijn echter niet voldaan, en de Hoge Raad heeft vastgesteld dat belanghebbende niet in verzuim was. Hierdoor heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is openbaar uitgesproken door vice-president R.J. Koopman, samen met raadsheren M.T. Boerlage en P.A.G.M. Cools, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.