ECLI:NL:HR:2022:878

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 juni 2022
Publicatiedatum
16 juni 2022
Zaaknummer
21/01134
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerder arrest inzake naheffingsaanslag kansspelbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 juni 2022 uitspraak gedaan in een herzieningsverzoek van [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. De belanghebbende had eerder, op 17 september 2021, een beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, die het hoger beroep van de belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant betrof. Dit hoger beroep was gericht tegen een naheffingsaanslag in de kansspelbelasting over de periode van 1 november 2008 tot en met 30 april 2013.

De Hoge Raad had het beroep in cassatie in het eerdere arrest niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift niet digitaal was ingediend via het webportaal van de Hoge Raad. De belanghebbende voerde echter aan dat zij op de laatste dag van de termijn had geprobeerd het beroepschrift digitaal in te dienen, maar dat dit door een storing niet was gelukt. Na nader onderzoek heeft de Hoge Raad vastgesteld dat deze storing niet aan de belanghebbende te wijten was. Hierdoor heeft de Hoge Raad besloten het eerdere arrest te vervallen en het beroep in cassatie alsnog in behandeling te nemen.

De Hoge Raad heeft de middelen van de belanghebbende beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het eerdere arrest vervallen en het beroep in cassatie ongegrond.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/01134
Datum17 juni 2022
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende),
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
betreffende het door belanghebbende ingediende verzoek om herstelling of herziening van het arrest van de Hoge Raad van 17 september 2021 [1] op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch van 29 januari 2021, nr. 15/01170 [2] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank ZeelandWestBrabant (nr. AWB 13/4901) betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de kansspelbelasting over de periode 1 november 2008 tot en met 30 april 2013.

1.Het geding in cassatie

1.1
Belanghebbende, vertegenwoordigd door R. Zilver, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
1.2
Bij het arrest van 17 september 2021, nr. 21/01134, heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie met toepassing van artikel 8:36a, lid 5, Awb niet-ontvankelijk verklaard met de overweging dat het beroepschrift in cassatie niet digitaal, via het webportaal van de Hoge Raad, was ingediend.
1.3
Belanghebbende heeft bij brief van 29 september 2021 aangevoerd dat zij op 3 mei 2021, de laatste dag van de door de Hoge Raad gestelde termijn, heeft geprobeerd het beroepschrift via de webportaal van de Hoge Raad in te dienen maar dat dat niet was gelukt.
1.4
Uit nader onderzoek is gebleken dat zich op 3 mei 2021 een storing heeft voorgedaan waardoor niet aan belanghebbende is te wijten dat het beroep in cassatie niet binnen de termijn via het webportaal is ingediend. Daarom acht de Hoge Raad termen aanwezig het arrest van 17 september 2021 vervallen te verklaren en het beroep in cassatie alsnog in behandeling te nemen.
1.5
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
1.6
Belanghebbende heeft het beroep schriftelijk doen toelichten door R. Zilver, voornoemd, advocaat te Utrecht.

2.Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van de middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart het arrest van de Hoge Raad van 17 september 2021, nr. 21/01134, vervallen, en
- verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2022.