Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
14 juni 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 juni 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 17 augustus 2020 was gewezen. De zaak betreft valsheid in geschrift en opzettelijk gebruik maken van dat geschrift, meermalen gepleegd, zoals omschreven in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte, geboren in 1985, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het hof. De verdediging, vertegenwoordigd door de advocaten R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, heeft een cassatiemiddel ingediend. De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de klachten niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.