ECLI:NL:HR:2022:831
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake inkomstenbelasting en heffingsrente
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 juni 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door belanghebbende, vertegenwoordigd door A.L.P. Wattenberg, tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2011 en 2012, alsook de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente en belastingrente. De uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 16 maart 2021, waartegen het cassatieberoep was ingesteld, had betrekking op de hoger beroepen van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Gelderland.
Belanghebbende heeft in cassatie verschillende middelen voorgesteld, maar de Hoge Raad heeft deze middelen beoordeeld en geconcludeerd dat zij niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de beoordeling van de middelen niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.