Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
31 mei 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 mei 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 5 oktober 2020 werd gewezen. De zaak betreft verschillende overtredingen van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie (WWM). De verdachte, geboren in 1960, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het hof. De verdediging heeft verzocht om niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging en heeft voorwaardelijke verzoeken tot nader onderzoek gedaan. De advocaat S.W.M. Stevens heeft namens de verdachte cassatiemiddelen voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand blijft.